ECLI:NL:CRVB:2014:1524
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellante ontving tot 30 mei 2011 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand. Het college heeft op 6 juni 2011 en 23 oktober 2011 besluiten genomen tot herziening van de bijstand over verschillende maanden, waarbij in totaal een bedrag van € 1.478,98 teruggevorderd werd. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen een brief van het college van 10 december 2012, waarin zij werd geïnformeerd over de terugvorderingen. Het college verklaarde dit bezwaar op 23 januari 2013 niet-ontvankelijk, omdat de brief volgens hen geen besluit was in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de brief van 10 december 2012 wel degelijk een besluit is, omdat zij hierdoor voor het eerst op de hoogte werd gesteld van de terugvorderingsbedragen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de brief niet op rechtsgevolg is gericht. De Raad benadrukt dat de besluiten van 6 juni 2011 en 23 oktober 2011 wel degelijk rechtsgevolgen hebben, ook al zijn deze mogelijk niet op de juiste wijze bekendgemaakt. De Raad concludeert dat het college het bezwaar tegen de brief terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten.