ECLI:NL:CRVB:2014:1650
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsuitkering wegens niet tijdig overleggen van bankafschriften
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem. De appellant ontving sinds 22 april 2002 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). In het kader van een heronderzoek heeft het college van burgemeester en wethouders van Velsen de appellant op 2 november 2011 uitgenodigd om op 11 november 2011 een gesprek te voeren en alle benodigde bankafschriften over de afgelopen drie maanden mee te nemen. De appellant heeft echter niet op deze uitnodiging gereageerd, wat leidde tot een opschorting van zijn bijstandsrecht per 11 november 2011.
Vervolgens heeft het college op 9 december 2011 de bijstandsverlening van de appellant ingetrokken, omdat hij niet alle gevraagde inlichtingen had verstrekt. Het bezwaar van de appellant tegen dit besluit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Haarlem heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat er eerder een onderzoek naar de rechtmatigheid van zijn bijstand had plaatsgevonden en dat hij tijdens het gesprek op 22 november 2011 alle gevraagde bankafschriften bij zich had. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant verwijtbaar niet binnen de gestelde termijn de gevraagde gegevens heeft overgelegd. De Raad bevestigde dat het college bevoegd was om de bijstand van de appellant in te trekken, omdat de gevraagde bankafschriften essentieel waren voor de beoordeling van de bijstandsverlening. De eerdere onderzoeken waren niet relevant voor de beoordeling van de huidige zaak.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarmee de intrekking van de bijstandsuitkering van de appellant in stand bleef.