ECLI:NL:CRVB:2014:171
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Verlaging bijstandsuitkering wegens belemmering inschakeling in arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had zijn bijstandsuitkering verlaagd gekregen vanwege gedragingen die zijn inschakeling in arbeid belemmerden. De rechtbank had de gedraging van appellant tijdens een gesprek op 22 juli 2011 gekwalificeerd als een belemmering voor zijn inschakeling in arbeid, en had de bijstand met 40% verlaagd voor een periode van twee maanden. De Raad bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de rechtbank terecht het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer had herroepen, waarbij de bijstand van appellant met ingang van 1 november 2011 was verlaagd.
De Raad stelde vast dat appellant geen ontheffing had van de verplichtingen tot arbeidsinschakeling en dat zijn houding tijdens het gesprek met de DSW, waar hij niet bereid was om op verschillende locaties te werken, als een belemmering werd aangemerkt. De Raad oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat hij niet in staat was om te werken en dat de gedragingen die hem waren verweten, terecht waren gekwalificeerd als belemmerend voor zijn inschakeling in arbeid. De Raad verwierp ook de stelling van appellant dat het college het zorgvuldigheidsbeginsel had geschonden.
Daarnaast werd de proceskostenveroordeling van de rechtbank herzien. De Raad oordeelde dat de rechtbank de proceskosten onjuist had toegepast en verhoogde het bedrag dat het college aan appellant moest vergoeden. De uiteindelijke beslissing was dat de Raad de aangevallen uitspraak vernietigde voor wat betreft de proceskosten, het college veroordeelde in de kosten van appellant en het griffierecht vergoedde. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 januari 2014.