ECLI:NL:CRVB:2014:176
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking van het beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. S.T. Dieters, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen. De zaak betreft een proceskostenveroordeling in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheid (WAO). De Centrale Raad van Beroep heeft op 24 januari 2014 uitspraak gedaan. Tijdens de procedure heeft het Uwv een verweerschrift ingediend en is er een zitting geweest op 7 september 2012, waar appellante werd vertegenwoordigd door mr. M.S. Scheffers. Na heropening van het onderzoek en het benoemen van een deskundige, heeft het Uwv op 20 september 2013 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Appellante heeft op 7 oktober 2013 het hoger beroep ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling. Het Uwv heeft zich geconformeerd aan het oordeel van de Raad, waardoor het onderzoek ter zitting achterwege kon blijven.
De Raad heeft overwogen dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. Aangezien het Uwv al had besloten tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase, heeft de Raad de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, beoordeeld. De proceskosten zijn begroot op € 1.461,- voor rechtsbijstand in beroep en € 974,- voor rechtsbijstand in hoger beroep, wat een totaalbedrag van € 2.435,- oplevert. Appellante kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.
De Centrale Raad van Beroep heeft het Uwv veroordeeld in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.435,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 januari 2014.