ECLI:NL:CRVB:2014:177
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 3 november 2010, waarin werd vastgesteld dat hij geen recht had op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad werd bevestigd.
De Centrale Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat er sprake was van zorgvuldig medisch onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts, zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Appellant had aangevoerd dat de bezwaarverzekeringsarts ten onrechte geen rekening had gehouden met zijn medische situatie, waaronder zijn diabetes en de beperkingen die hij ondervond. De Raad oordeelde echter dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende onderbouwing had gegeven voor zijn conclusies en dat appellant geen medische stukken had ingediend die zijn standpunt ondersteunden.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere gronden, maar trok hij de stelling in dat het bezwaar ten onrechte ongegrond was verklaard. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de arbeidskundige beoordeling ook deugdelijk was. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.