ECLI:NL:CRVB:2014:184
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uwv na intrekking van het beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. M.H.G. in de Braekt namens appellant, die het beroep had ingetrokken nadat het Uwv op 3 oktober 2013 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarbij het Uwv geheel tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellant. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, aangezien het Uwv geen verweerschrift had ingediend en het onderzoek ter zitting achterwege was gelaten met toestemming van beide partijen.
De Raad overwoog dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad oordeelde dat het Uwv in dit geval in de kosten van appellant moest worden veroordeeld, die redelijkerwijs zijn gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep. De proceskosten werden begroot op € 1.948,- voor de reguliere kosten en daarnaast werd een vordering van € 5.123,98 voor ingebrachte expertise van dr. Drs. L.E.E. Ligthart en dr. A.J.W.M. Trompenaars, alsook € 568,94 voor expertise van S. Groeneveld, toegewezen.
De uiteindelijke beslissing van de Centrale Raad van Beroep was dat het Uwv werd veroordeeld tot een totaalbedrag van € 7.640,92 aan proceskosten. Deze uitspraak werd gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van griffier K.R. van Renswoude, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.