ECLI:NL:CRVB:2014:1943

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juni 2014
Publicatiedatum
11 juni 2014
Zaaknummer
12-6756 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet woonachtig zijn op het uitkeringsadres

In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 15 juli 2003 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven heeft op 16 september 2011 een melding ontvangen van woningstichting Domein dat appellant sinds 11 maart 2010 niet op het uitkeringsadres woonde. Hierop heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld, waarbij onder andere gegevens zijn opgevraagd van het energie- en waterbedrijf en waarnemingen zijn gedaan bij het uitkeringsadres. De bevindingen leidden tot de conclusie dat appellant niet op het uitkeringsadres woonde, wat resulteerde in een besluit van 6 oktober 2011 om de bijstand met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen.

Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank ’s-Hertogenbosch heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij zij de onderzoeksbevindingen van de sociale recherche als toereikend heeft beschouwd. Appellant heeft in hoger beroep de aangevallen uitspraak bestreden, waarbij hij aanvoert dat hij wel degelijk op het uitkeringsadres woonde en dat de waarnemingen niet bewijzen dat hij daar niet zijn hoofdverblijf had.

De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van appellant in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze in wezen een herhaling zijn van de eerder aangevoerde argumenten. De Raad heeft zich volledig kunnen vinden in het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die aan dat oordeel ten grondslag liggen. De rapportage van de GGzE, die door appellant is overgelegd, is van ondergeschikt belang, aangezien de feitelijke woonsituatie van appellant bepalend is. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het hoger beroep van appellant af.

Uitspraak

12/6756 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van
5 december 2012, 12/2354 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L. Boon, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Boon. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
drs. N.M.H. van Hirtum. De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen met elkaar in overleg te treden. Partijen hebben vervolgens toestemming gegeven een nader onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt met ingang van 15 juli 2003 bijstand naar de norm voor een alleenstaande, laatstelijk op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant huurt met ingang van 11 maart 2010 een woning aan de [adres] te [woonplaats] (uitkeringsadres).
1.2.
Het college heeft op 16 september 2011 van woningstichting Domein een melding ontvangen dat appellant sinds 11 maart 2010 nog niet op het uitkeringsadres heeft gewoond. Naar aanleiding hiervan heeft de sociale recherche van de gemeente Eindhoven een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellant verleende bijstand. In dat verband heeft de sociale recherche onder meer bij het energie- en het waterbedrijf gegevens opgevraagd over het verbruik van gas, elektriciteit en water, in de periode van
19 september 2011 tot en met 26 september 2011 vijf waarnemingen gedaan bij het uitkeringsadres, op 26 september 2011 appellant verhoord en aansluitend op het uitkeringsadres een huisbezoek afgelegd. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 5 oktober 2011.
1.3.
De onderzoeksresultaten zijn voor het college aanleiding geweest om bij besluit van
6 oktober 2011 de bijstand van appellant met ingang van 11 maart 2011 (lees: 2010) in te trekken, en de over de periode van 11 maart 2010 tot en met 10 maart 2011 gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 18.936,27 van appellant terug te vorderen.
1.4.
Bij besluit van 22 juni 2012 (bestreden besluit) heeft - voor zover van belang - het college het bezwaar tegen het besluit van 6 oktober 2011 ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant vanaf 10 maart 2010 tot en met
6 oktober 2011 niet woonachtig was op het uitkeringsadres. Appellant heeft hiermee de op hem rustende inlichtingenverplichting geschonden, als gevolg waarvan het recht op bijstand niet is vast te stellen.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank - samengevat - overwogen dat de onderzoeksbevindingen van de sociale recherche een toereikende grondslag bieden voor het oordeel dat appellant in de periode in geding niet daadwerkelijk woonachtig is geweest op het uitkeringsadres. De rechtbank wijst in het bijzonder op het uit het rapport naar voren komende energie- en waterverbruik van 183 m³ gas en 5 m³ water gedurende achttien maanden. Een dergelijk verbruik is dermate laag dat uitgesloten moet worden geacht dat appellant op het uitkeringsadres zijn hoofdverblijf had. Deze conclusie vindt steun in de waarnemingen en in het huisbezoek van 26 september 2011, waarbij de woning aan het uitkeringsadres een onbewoonde indruk maakte. In de woning was geen keuken en de badkamer was niet gereed. Bovendien was er geen verwarming en ook geen warm water, omdat de ketel niet was aangesloten.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij betwist dat hij heeft gezegd dat hij nog niet op het uitkeringsadres woonde. Appellant heeft tijdens het spreekkamergesprek gezegd dat hij aldaar sliep. Bij het onaangekondigde huisbezoek door het college is een bed in de slaapkamer aangetroffen. Met de waarnemingen kan niet worden bewezen dat appellant niet zijn hoofdverblijf heeft gehad op het uitkeringsadres. Aanvullend heeft appellant een rapportage van de Geestelijke Gezondheidszorg Eindhoven en De Kempen (GGzE) overgelegd waaruit blijkt dat hij een zwak woordbegrip heeft. Het is voor appellant soms lastig om een gesprek goed te volgen en om te begrijpen wat er precies van hem wordt gevraagd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, zijn in wezen een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen, zoals onder 2 samengevat weergegeven, waarop dat oordeel rust. De door appellant in hoger beroep overgelegde rapportage van de GGzE is van ondergeschikt belang aangezien de feitelijke woonsituatie van appellant doorslaggevend is en uit de feitelijke situatie niet is gebleken dat appellant ten tijde in geding woonachtig was op het uitkeringsadres.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2014.
(getekend) M. Hillen
(getekend) S.K. Dekker

HD