ECLI:NL:CRVB:2014:1976
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een voorziening voor elektronische bediening van rolluiken aan een burger-oorlogsslachtoffer
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2014 uitspraak gedaan in het geding tussen appellante, een burger-oorlogsslachtoffer, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Appellante had een verzoek ingediend voor een voorziening voor de elektronische bediening van de rolluiken in haar woning, omdat zij door oorlogsgebeurtenissen aan haar linkerarm en -hand lijdt aan aanzienlijk krachtsverlies en chronische pijn. De aanvraag was eerder afgewezen door verweerder, die stelde dat er geen medische noodzaak was voor de gevraagde voorziening. Dit besluit was gebaseerd op een advies van de fysiotherapeut, die aanvankelijk had aangegeven dat de voorziening niet medisch noodzakelijk was.
Echter, na bezwaar van appellante en aanvullende informatie van de fysiotherapeut, die zijn eerdere advies had herzien, kwam de Raad tot de conclusie dat de medische noodzaak voor de voorziening wel degelijk aanwezig was. De Raad oordeelde dat verweerder niet had mogen vasthouden aan het oorspronkelijke advies van de fysiotherapeut, aangezien deze zijn standpunt gemotiveerd had gewijzigd. De Raad vernietigde het bestreden besluit van verweerder en kende appellante de gevraagde voorziening toe.
Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 974,- en moest het griffierecht van € 44,- vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van medische adviezen in het kader van aanvragen voor voorzieningen op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).