ECLI:NL:CRVB:2014:1996

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 juni 2014
Publicatiedatum
13 juni 2014
Zaaknummer
12-1210 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J. van der Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van WIA-uitkering na psychische klachten en hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juni 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die geen recht op een WIA-uitkering kon verkrijgen. Appellant, die op 9 maart 2009 uitviel voor zijn werk als productiemedewerker vanwege psychische klachten, had eerder een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ontvangen waarin werd vastgesteld dat hij met ingang van 7 maart 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd in bezwaar ongegrond verklaard, wat leidde tot een rechtszaak bij de rechtbank Roermond. De rechtbank oordeelde dat er zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek was verricht en dat de medische gegevens geen aanleiding gaven om te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die door de verzekeringsarts was opgesteld.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere gronden en voerde aan dat er onvoldoende inlichtingen waren ingewonnen bij zijn specialisten. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht het beroep ongegrond had verklaard. Appellant had geen nieuwe medische informatie ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt en volstond met een herhaling van zijn eerdere argumenten. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek tot vergoeding van gederfde wettelijke rente en de proceskosten af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door D.J. van der Vos, met R.L. Rijnen als griffier.

Uitspraak

12/1210 WIA
Datum uitspraak: 13 juni 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van
19 januari 2012, 11/1073 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. Y.W.A.M. van der Koelen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant is op 9 maart 2009 uitgevallen voor zijn werk als productiemedewerker in ploegendienst in verband met psychische klachten.
1.2. Bij besluit van 10 februari 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant geen recht is ontstaan op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat hij met ingang van 7 maart 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 18 juli 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
1.3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Hiertoe heeft zij (samengevat) overwogen dat sprake is geweest van zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek en dat er, gelet op alle voorhanden medische gegevens, geen aanleiding is voor twijfel aan de juistheid van de door de verzekeringsarts opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Ten slotte heeft de rechtbank overwogen dat de in het dossier aanwezige gegevens de conclusie kunnen dragen dat appellant in medisch opzicht in staat is om de voor hem geschikt geacht functies te vervullen.
2.
In hoger beroep heeft appellant de gronden van het bezwaar- en beroepschrift herhaald. Hij is van mening dat onvoldoende inlichtingen zijn ingewonnen bij zijn specialisten. Door zijn psychische gesteldheid kan hij onmogelijk de geselecteerde functies vervullen.
3.1.
De Raad oordeelt als volgt.
3.2.
Terecht en op juiste gronden heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard. Nu appellant in hoger beroep heeft volstaan met een herhaling van de bij de rechtbank ingediende gronden en geen nieuwe medische informatie heeft ingediend ter onderbouwing van zijn standpunt volstaat een verwijzing naar de overwegingen 8 tot en met 12 van de aangevallen uitspraak.
3.3.
Gelet op overweging 3.2. dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
3.4.
Bij deze uitspraak is voor een veroordeling tot vergoeding van gederfde wettelijke rente geen aanleiding.
3.5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek tot veroordeling van het Uwv tot vergoeding van gederfde wettelijke rente af.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2014.
(getekend) D.J. van der Vos
(getekend) R.L. Rijnen

QH