ECLI:NL:CRVB:2014:2052
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens langdurig verblijf in het buitenland en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering van appellante, die langdurig in het buitenland verbleef zonder de vereiste toestemming van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellante ontving vanaf 23 september 2009 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). In oktober 2010 vroeg zij toestemming voor verblijf in het buitenland van 29 oktober tot 10 december 2010. Het college informeerde haar dat zij maximaal vier weken per jaar met behoud van uitkering in het buitenland mocht verblijven. Echter, op 17 maart 2011 trok het college de bijstand in, omdat appellante niet had gereageerd op oproepen voor een gesprek.
Appellante diende op 21 oktober 2011 een nieuwe aanvraag in voor bijstand, waarbij zij aangaf van 19 oktober 2010 tot 7 oktober 2011 op vakantie te zijn geweest. Het college kende haar bijstand toe, maar legde een maatregel op van 100% verlaging gedurende één maand, omdat zij haar verblijf in het buitenland niet vooraf had gemeld. Op 16 december 2011 trok het college de bijstand over een eerdere periode in en vorderde ten onrechte betaalde bijstand terug, omdat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat zij op 19 oktober 2010 naar Peru was vertrokken.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen de besluiten van het college ongegrond. In hoger beroep voerde appellante aan dat zij de inlichtingenverplichting niet had geschonden en dat zij toestemming had gekregen om met behoud van uitkering in Peru te verblijven. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat er geen bewijs was voor de stelling van appellante en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeerde dat het college terecht de bijstand had ingetrokken en dat appellante geen recht had op bijstand voor de betreffende periode. De uitspraak werd openbaar gedaan op 17 juni 2014.