ECLI:NL:CRVB:2014:2201
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een appellante die sinds 4 januari 2002 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Pekela heeft op 30 maart 2012 de bijstand van appellante ingetrokken, omdat zij geen melding had gemaakt van een ontvangen partnerpensioen. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college heeft dit bezwaar op 25 maart 2013 niet-ontvankelijk verklaard wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, onder verwijzing naar uitlatingen van ambtelijk medewerkers van de gemeente Pekela. De Raad heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, en dat appellante deze termijn ruimschoots heeft overschreden. De Raad heeft verder overwogen dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij door onjuiste voorlichting van het college is afgehouden van het tijdig indienen van bezwaar.
De Raad concludeert dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding en bevestigt de beslissing van de rechtbank. De uitspraak benadrukt de eigen verantwoordelijkheid van betrokkenen om tijdig bezwaar te maken en dat een bezwaarclausule in een besluit niet kan worden genegeerd. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.