ECLI:NL:CRVB:2014:2204
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant ontving sinds 3 juni 2010 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Tijdens een controle door de Belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 19 augustus 2010 werd appellant aangetroffen achter een marktkraam. Hierna heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek leidde tot de ontdekking van diverse kasstortingen op de bankrekening van appellant, waarover hij geen melding had gemaakt. Het college heeft appellant verzocht om nadere informatie over de herkomst van deze stortingen, maar de door appellant overgelegde verklaringen werden als onvoldoende beoordeeld.
Op 13 februari 2012 heeft het college besloten de bijstand van appellant over bepaalde maanden in te trekken en terug te vorderen. Dit besluit werd in een later stadium door het college gehandhaafd, ondanks het bezwaar van appellant. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant de inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van de kasstortingen. De Raad concludeerde dat de kasstortingen als inkomen moesten worden aangemerkt en dat het college bevoegd was om de bijstand te herzien en terug te vorderen. De stelling van appellant dat de kasstortingen leningen van familieleden waren, werd verworpen, omdat hij niet voldoende bewijs had geleverd voor deze claim. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.