ECLI:NL:CRVB:2014:2210
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die zich had ziek gemeld na een hartinfarct en psychische klachten. Appellante had eerder een WW-uitkering ontvangen en verzocht om een WIA-uitkering per 28 september 2011. Het Uwv voerde een medisch onderzoek uit en stelde een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op, waarin beperkingen werden vastgesteld. De arbeidsdeskundige concludeerde dat appellante niet geschikt was voor haar eigen werk, maar dat zij wel in staat was om andere functies te vervullen, met een verlies aan verdienvermogen van minder dan 35%.
Appellante ging in bezwaar tegen het besluit van het Uwv, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde het standpunt van het Uwv, waarbij werd gesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om het oordeel van de artsen van het Uwv te betwijfelen. In hoger beroep voerde appellante aan dat haar psychische klachten niet goed waren beoordeeld en dat er een urenbeperking had moeten worden aangenomen.
De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bestreden besluit berustte op een zorgvuldig medisch onderzoek. De bezwaarverzekeringsarts had appellante gezien en had haar beperkingen adequaat in de FML verwerkt. De Raad concludeerde dat de door appellante ingebrachte medische gegevens onvoldoende aanknopingspunten boden voor een ander oordeel. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.