ECLI:NL:CRVB:2014:2248
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting. Appellant ontving sinds 14 augustus 2002 bijstand, laatstelijk op basis van de WWB. In het kader van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand heeft het bestuur van Baanbrekers appellant verzocht om bankafschriften over een bepaalde periode. Appellant heeft niet volledig aan dit verzoek voldaan, wat leidde tot de opschorting van zijn bijstandsrecht. Het bestuur heeft vervolgens de bijstand ingetrokken, omdat appellant niet tijdig de gevraagde gegevens heeft verstrekt.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het bestuur ongegrond verklaard. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij niet in staat was om aan de inlichtingenverplichting te voldoen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat was om de gevraagde gegevens binnen de gestelde termijn te overleggen. De Raad heeft vastgesteld dat de intrekking van de bijstand op grond van artikel 54, vierde lid, van de WWB rechtmatig was, omdat appellant niet alle gevraagde gegevens tijdig heeft ingeleverd en deze gegevens van belang zijn voor de bijstandsverlening.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de door appellant aangevoerde omstandigheden geen grond vormen voor het oordeel dat het bestuur niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. De uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa, in tegenwoordigheid van P. Uijtdewillegen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 juli 2014.