ECLI:NL:CRVB:2014:2300
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- R. Kooper
- B.J. van de Griend
- R.C. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Terugvordering Wuv-uitkering en rechtsgevolgen voor erfgenamen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juli 2014 uitspraak gedaan in het geding tussen appellant en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Het geschil betreft de terugvordering van een Wuv-uitkering van € 1.475,19 die eerder aan de moeder van appellant was uitbetaald. Na het overlijden van de moeder in 2011 heeft verweerder de erven geïnformeerd over het openstaande bedrag van € 1.025,19, met de mededeling dat deze vordering volgens het erfrecht op hen overgaat. Appellant, als enig erfgenaam, heeft bezwaar gemaakt tegen deze brief, maar de Raad oordeelt dat deze brief niet als een besluit kan worden beschouwd in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad stelt vast dat de overgang van de schuld op appellant van rechtswege heeft plaatsgevonden bij het overlijden van de erflater, en dat de brief van 20 april 2011 enkel informatief was en geen rechtsgevolg had.
De Raad komt tot de conclusie dat het bezwaar van appellant ten onrechte ontvankelijk is geacht door verweerder. De uitspraak verwijst naar eerdere jurisprudentie, maar benadrukt dat de situatie van appellant wezenlijk verschilt van de zaak waarnaar verweerder verwijst. De Raad vernietigt het bestreden besluit van 15 februari 2013 en verklaart het bezwaar tegen de brief van 20 april 2011 niet-ontvankelijk. Tevens wordt bepaald dat verweerder het door appellant betaalde griffierecht van € 44,- dient te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.