ECLI:NL:CRVB:2014:2339

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
10 juli 2014
Zaaknummer
13-4577 WTCG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit CAK inzake tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het CAK, dat zijn aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten had afgewezen. Het CAK verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het bezwaarschrift na de wettelijke termijn was ingediend. De appellant stelde dat hij door ziekenhuisopnames niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.

De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat de termijn voor het indienen van bezwaar eindigde op 22 mei 2012 en dat de appellant pas op 12 januari 2013 bezwaar had gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat er sprake was van verschoonbare termijnoverschrijding, zoals bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vond dat de appellant, ondanks zijn ziekenhuisopnames, had moeten zorgen voor een zaakwaarnemer die tijdig bezwaar had kunnen indienen.

In hoger beroep heeft de Raad de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het CAK het bezwaar op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat de enkele stelling van de appellant dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt, niet voldoende was om de eerdere uitspraak te vernietigen. De Raad bevestigde daarmee de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheid van de appellant om zorg te dragen voor een tijdige indiening, ook in geval van persoonlijke omstandigheden zoals ziekenhuisopnames.

Uitspraak

13/4577 WTCG
Datum uitspraak: 9 juli 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
13 augustus 2013, 13/213 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)

CAK

PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2014. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.N.F. van der Gaarden.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 10 april 2012 heeft CAK de aanvraag van appellant voor een tegemoetkoming op grond van het bepaalde krachtens en bij de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten afgewezen.
1.2.
Bij brief van 12 januari 2013, door CAK ontvangen op 16 januari 2013, heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het besluit van 10 april 2012.
1.3.
Bij brief van 31 januari 2013 heeft CAK appellant meegedeeld dat de termijn waarbinnen bezwaar kon worden gemaakt tot en met 22 mei 2012 liep en dat appellant zijn bezwaarschrift na die datum heeft ingediend. CAK heeft appellant in de gelegenheid gesteld de reden van de termijnoverschrijding op te geven.
1.4.
Bij brief van 1 februari 2013 heeft appellant CAK bericht dat hij niet zo snel kon reageren omdat hij een paar maanden in het ziekenhuis heeft gelegen vanwege twee zware operaties aan zijn schouders.
1.5.
Bij brief van 14 februari 2013 heeft CAK appellant verzocht een bewijs op te sturen waaruit blijkt dat hij acuut is opgenomen in het ziekenhuis en niet in staat was binnen de bezwaartermijn te reageren, dan wel niet in staat was een zaakwaarnemer in te stellen gedurende de tijd dat hij in het ziekenhuis lag.
1.6.
Bij brief van 21 februari 2013 heeft appellant CAK bericht dat hij alleen is en niemand zijn post kon verzorgen toen hij in het ziekenhuis was opgenomen.
1.7.
Bij besluit van 5 maart 2013 (bestreden besluit) heeft CAK het bezwaar van appellant (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard. CAK heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat het bezwaarschrift na afloop van de bezwaartermijn is ontvangen en dat van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet is gebleken.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat tussen partijen niet in geschil is dat de termijn om bezwaar te maken tegen het besluit van 10 april 2012 eindigde op 22 mei 2012. Volgens de rechtbank heeft appellant eerst op 12 januari 2013 bezwaar gemaakt. Dat appellant eerder, zoals hij heeft gesteld, bezwaar heeft gemaakt, is door hem niet onderbouwd en ook overigens door de rechtbank niet gebleken. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat geen sprake is van omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar kan worden geacht als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Hierbij acht de rechtbank van belang dat niet is gebleken dat appellant buiten staat was tijdig een (pro forma) bezwaarschrift in te dienen. Het verblijf van appellant in het ziekenhuis maakt dit volgens de rechtbank niet anders, omdat van appellant verwacht mag worden dat hij in een dergelijk geval een zaakwaarnemer regelt die tijdig bezwaar voor hem maakt.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4.
De Raad overweegt het volgende.
4.1.
De rechtbank is op de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen terecht tot het oordeel gekomen dat CAK het bezwaar op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en verenigt zich met het op grond daarvan door de rechtbank gegeven oordeel. De enkele stelling van appellant in hoger beroep dat hij wel tijdig bezwaar heeft gemaakt, bevat geen aanknopingspunten om tot een vernietiging van de aangevallen uitspraak te komen.
4.2.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2014.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) I.J. Penning

RB