ECLI:NL:CRVB:2014:2339
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit CAK inzake tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het CAK, dat zijn aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten had afgewezen. Het CAK verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het bezwaarschrift na de wettelijke termijn was ingediend. De appellant stelde dat hij door ziekenhuisopnames niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.
De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat de termijn voor het indienen van bezwaar eindigde op 22 mei 2012 en dat de appellant pas op 12 januari 2013 bezwaar had gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat er sprake was van verschoonbare termijnoverschrijding, zoals bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vond dat de appellant, ondanks zijn ziekenhuisopnames, had moeten zorgen voor een zaakwaarnemer die tijdig bezwaar had kunnen indienen.
In hoger beroep heeft de Raad de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het CAK het bezwaar op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat de enkele stelling van de appellant dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt, niet voldoende was om de eerdere uitspraak te vernietigen. De Raad bevestigde daarmee de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheid van de appellant om zorg te dragen voor een tijdige indiening, ook in geval van persoonlijke omstandigheden zoals ziekenhuisopnames.