ECLI:NL:CRVB:2014:2514
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand wegens niet-naleving van arbeidsverplichtingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarbij de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het dagelijks bestuur van het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Werk en Inkomen ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en is in een arbeidsgewenningstraject gestart. Echter, zijn bijstand is met 50% verlaagd wegens het niet naleven van de verplichtingen die voortvloeien uit dit traject. Het dagelijks bestuur heeft vastgesteld dat appellant zich niet heeft gehouden aan de werkafspraken en bovendien agressief gedrag heeft vertoond, wat heeft geleid tot een aangifte van bedreiging door een medewerker van het centrum waar appellant zijn traject volgde.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het dagelijks bestuur heeft appellant in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze te geven over het incident, maar appellant heeft hier geen gebruik van gemaakt. De Raad oordeelt dat het dagelijks bestuur voldoende onderzoek heeft gedaan naar de feiten en dat de verlaging van de bijstand terecht is opgelegd. De Raad wijst erop dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor verlaging is voldaan, in beginsel op het bijstandverlenend orgaan rust, maar dat appellant ook zelf een actieve rol had moeten spelen in het aanleveren van bewijs voor zijn standpunt.
De Raad concludeert dat het agressieve gedrag van appellant, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van aangifte, de inschakeling in arbeid heeft belemmerd en dat het dagelijks bestuur bevoegd was om de maatregel op te leggen. Het hoger beroep van appellant wordt verworpen, en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.