ECLI:NL:CRVB:2014:2667
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid na ongeval
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die als buschauffeur werkzaam was. Appellant meldde zich ziek na een ongeval op het bedrijfsterrein op 30 december 2008. Na een periode van gedeeltelijke werkhervatting, diende hij op 31 januari 2011 een aanvraag voor een WIA-uitkering in. Het Uwv weigerde deze aanvraag op basis van de conclusie dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt in een bestreden besluit van 28 november 2011. De rechtbank Breda verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 25 juni 2014 werd appellant bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een andere advocaat. Appellant voerde aan dat hij meer beperkingen had dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was vastgelegd, en dat hij niet in staat was om meer dan twintig uur per week te werken. Het Uwv betwistte deze claims en vroeg om bevestiging van de eerdere uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de artsen van het Uwv goed onderbouwd waren. De Raad concludeerde dat appellant niet in staat was om nieuwe medische gegevens aan te dragen die de eerdere bevindingen konden weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.