ECLI:NL:CRVB:2014:2672

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 augustus 2014
Publicatiedatum
6 augustus 2014
Zaaknummer
12-5555 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op WGA-loonaanvullingsuitkering na wijziging van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. Appellante, die sinds 13 mei 2008 in aanmerking kwam voor een WGA-uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), ontving vanaf 13 september 2010 een WGA-loonaanvullingsuitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft echter op 11 oktober 2011 vastgesteld dat appellante vanaf 12 december 2011 geen recht meer had op deze uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Dit besluit werd door appellante bestreden, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij lijdt aan verschillende psychische aandoeningen, waaronder een depressieve stoornis en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Zij stelde dat een deskundigenonderzoek noodzakelijk was om te beoordelen of haar beperkingen in samenhang met een intensief behandeltraject haar in staat zouden stellen om de geduide functies te vervullen. Het Uwv heeft echter bevestigd dat de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit zorgvuldig tot stand zijn gekomen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de bezwaarverzekeringsartsen de informatie van de psychiater in hun beoordeling hebben betrokken. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen, en dat de geduide functies medisch passend zijn voor appellante. Het hoger beroep werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/5555 WIA
Datum uitspraak: 6 augustus 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van
3 september 2012, 12/1491 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. T.P.M. Kouwenaar, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2014. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Kouwenaar. Het Uwv was vertegenwoordigd door M.J.H. Maas.

OVERWEGINGEN

1.
Appellante is met ingang van 13 mei 2008 in aanmerking gebracht voor een
WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) naar een arbeidsongeschiktheid van 100%. Met ingang van 13 september 2010 heeft appellante een WGA-loonaanvullingsuitkering ontvangen.
2.
Bij besluit van 11 oktober 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante vanaf
12 december 2011 geen recht meer heeft op een WGA-loonaanvullingsuitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Appellante heeft tegen het besluit van 11 oktober 2011 bezwaar gemaakt. Het Uwv heeft bij besluit van 2 april 2012 (bestreden besluit) dit bezwaar ongegrond verklaard.
3.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat het bestreden besluit is gebaseerd op een zorgvuldig onderzoek. Volgens de rechtbank is er geen grond voor het oordeel dat de beperkingen van appellante zijn onderschat. De beschikbare medische informatie is kenbaar in de beoordeling betrokken. Op basis van de informatie van de psychiater J. Bovendeerd zijn door de bezwaarverzekeringsarts nogmaals de beperkingen en randvoorwaarden waaronder appellante kan werken in kaart gebracht. De rechtbank heeft geen grond om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen en de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts. Met inachtneming van de vastgestelde medische beperkingen moet appellante naar het oordeel van de rechtbank in staat worden geacht de functies te vervullen die op grond van het arbeidskundig onderzoek als voor haar geschikte arbeidsmogelijkheden zijn geselecteerd en waarvan zich een overzicht onder de gedingstukken bevindt.
4.1.
Appellante heeft in hoger beroep het oordeel van de rechtbank bestreden. Appellante heeft toegelicht dat zij ten minste lijdt aan een depressieve stoornis, recidiverend, zonder psychotische kenmerken, chronische dysthyme stoornis bij een borderline persoonlijkheidsstoornis met als differentiaal diagnose een persoonlijkheidsstoornis NAO met trekken van borderline persoonlijkheidsstoornis en afhankelijke trekken. Vaststaat dat appellante een intensief behandeltraject moet volgen, waarbij crisisopvang moet worden aangeboden om meer langdurige opname te vermijden. Naar de mening van appellante is een deskundigenonderzoek noodzakelijk met betrekking tot de vraag hoe de beperkingen in samenhang met een intensief behandeltraject, met risico op terugval, al dan niet met zich zal brengen dat appellante in staat is te achten om de geduide functies te vervullen. Appellante heeft aangevoerd dat zij zich steevast op een veel te gunstige wijze uitlaat over haar psychische toestand, zelfs in een situatie dat zij suïcidaal is.
4.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. Het Uwv heeft zich op het standpunt gesteld dat de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen.
5.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
De overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de medische beoordeling van het bestreden besluit en de uitgangspunten die aan die overwegingen ten grondslag liggen, worden onderschreven. Uit de rapporten van de bezwaarverzekeringsartsen van
20 maart 2012 en 16 juli 2012 blijkt dat bij de vaststelling van de medische beperkingen van appellante de informatie van psychiater Bovendeerd is betrokken. De bezwaarverzekeringsarts heeft ook het advies van de psychiater aan appellante om een intensief behandeltraject te volgen onderschreven. Uit de informatie van de psychiater van
16 maart 2012 komt evenwel naar voren dat de psychiater appellante, ondanks haar klachten, in staat acht tot het verrichten van werkzaamheden, zij het met aanpassingen ten aanzien van tijdsdruk en tempo. De bezwaarverzekeringsarts heeft verder uiteengezet dat het optreden van incidentele, zeer tijdelijke sterk toegenomen klachten gedurende een dergelijk intensief behandeltraject geen reden kunnen vormen om blijvende beperkingen toe te kennen. Evenmin als in beroep heeft appellante in hoger beroep ter ondersteuning van haar standpunt een medisch stuk in het geding gebracht, dat een ander licht zou kunnen werpen op de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende medische beoordeling per 12 december 2011. Het hoger beroep leidt dan ook niet tot een ander oordeel dan de rechtbank heeft gegeven.
5.2.
Gelet op hetgeen is overwogen onder 5.1 is er geen aanleiding tot het benoemen van een deskundige, zoals door appellante is verzocht.
5.3.
Evenmin is er aanleiding om over de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit een ander oordeel te geven dan de rechtbank. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in haar rapport van 29 maart 2012, aangevuld op 31 juli 2012, de theoretische verdiencapaciteit van appellante berekend aan de hand van de functies snackbereider productiemedewerker metaal en elektro-industrie (SBC-code 111171), machinebediende inpak/verpakkingsmachine
(SBC-code 271093) en magazijn, expeditiemedewerker (SBC-code 111220). Met genoemde rapporten is inzichtelijk en verifieerbaar onderbouwd dat de geduide functies voor appellante in medisch opzicht passend zijn te achten.
5.4.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
6.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2014.
(getekend) M. Greebe
(getekend) S. Aaliouli
IvZ