ECLI:NL:CRVB:2014:2752
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van medische gegevens en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 augustus 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WAO-uitkering toe te kennen. Appellante, die sinds 2003 niet meer werkzaam was als tolk/vertaalster vanwege psychische klachten, had eerder een WAO-uitkering ontvangen die in 2005 was ingetrokken. In 2011 diende zij opnieuw een aanvraag in voor een WAO-uitkering, die door het Uwv werd afgewezen op basis van een medische beoordeling. De verzekeringsarts concludeerde dat er geen toename van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld in de relevante periode, en dat de belastbaarheid van appellante gelijk bleef aan die van eerdere beoordelingen.
Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond. In hoger beroep betoogde appellante dat zij binnen vijf jaar na de intrekking van de WAO-uitkering opnieuw arbeidsongeschikt was geworden. De Raad oordeelde dat het Uwv op basis van alle beschikbare medische gegevens terecht had geconcludeerd dat er geen sprake was van toegenomen beperkingen. De Raad wees erop dat appellante geen nieuwe medische gegevens had ingediend die de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts konden ondermijnen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv geen arbeidskundig onderzoek hoefde uit te voeren, omdat er geen aanwijzingen waren voor een toename van de medische beperkingen van appellante. De uitspraak werd gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van griffier S. Aaliouli, en werd openbaar uitgesproken op 6 augustus 2014.