ECLI:NL:CRVB:2014:2834
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand wegens ontvangen WW-uitkering zonder dringende redenen om van terugvordering af te zien
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het college van burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul. Appellant ontving van 13 januari 2009 tot en met 16 februari 2011 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college heeft op 25 november 2011 besloten om een bedrag van € 1.890,60 terug te vorderen, omdat appellant in de betreffende periode ook een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) had ontvangen. Na bezwaar heeft het college dit besluit gehandhaafd, waarbij het zich beroept op artikel 58, eerste lid, aanhef en onder f, ten eerste, van de WWB, dat terugvordering mogelijk maakt bij het ontvangen van middelen over een bijstandsperiode.
De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, onder andere vanwege zijn lichamelijke en psychische klachten, hoge kosten voor medicijnen en een penibele financiële situatie. Appellant stelt dat hij gedwongen was de WW-uitkering te gebruiken voor de inrichting van zijn nieuwe woning, wat heeft geleid tot een beëindiging van zijn schuldsaneringsregeling.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het college terecht heeft geoordeeld dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De Raad benadrukt dat dringende redenen alleen kunnen worden aangenomen in uitzonderlijke gevallen met onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen. Appellant heeft niet aangetoond dat de terugvordering tot onaanvaardbare consequenties zal leiden. De Raad wijst erop dat appellant bescherming geniet onder de regels van de beslagvrije voet en dat er geen medische stukken zijn overgelegd die de claim van appellant ondersteunen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.