ECLI:NL:CRVB:2014:2837

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juli 2014
Publicatiedatum
26 augustus 2014
Zaaknummer
13-3559 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J. van der Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van de WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die sinds 5 januari 2010 met psychische klachten uitgevallen was als winkelmedewerker, had in eerste instantie geen recht op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit was gebaseerd op een medisch onderzoek dat door het Uwv was uitgevoerd, waarbij rekening was gehouden met de diagnose van hoog functionerend autisme/Asperger van appellant. Het Uwv concludeerde dat appellant ongeschikt was voor zijn eigen werk, maar geschikt voor andere gangbare arbeid, wat resulteerde in een verlies aan verdiencapaciteit van nihil.

De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Appellant stelde in hoger beroep dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening hadden gehouden met zijn psychische klachten en de beperkingen die voortvloeien uit zijn Asperger-diagnose. Hij voerde aan dat hij niet in staat was om zijn dagelijks leven te structureren zonder externe begeleiding en dat de geselecteerde functies niet geschikt voor hem waren.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid en juistheid van het medisch onderzoek. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen alle relevante gegevens hadden betrokken en dat appellant in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die zijn standpunt konden onderbouwen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees de verzoeken om schadevergoeding en wettelijke rente af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

13/3559 WIA
Datum uitspraak: 2 juli 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
3 juli 2013, 13/2347 en 13/2616 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2014. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Koning.

OVERWEGINGEN

1.
Appellant is op 5 januari 2010 met psychische klachten uitgevallen voor zijn werkzaamheden als winkelmedewerker voor 40 uur per week. Bij besluit van 18 april 2013, gehandhaafd bij besluit op bezwaar van 21 mei 2013 (bestreden besluit), heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant met ingang van 3 januari 2013 geen recht is ontstaan op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Dit besluit berust op het standpunt dat appellant vanwege de bij hem gestelde diagnose van hoog functionerend autisme/Asperger beperkt is in zijn belastbaarheid in persoonlijk en sociaal functioneren en over duurzaam te benutten arbeidsmogelijkheden beschikt. Het Uwv heeft appellant ongeschikt geacht voor zijn werk van winkelmedewerker, maar wel geschikt geacht voor andere gangbare arbeid. Het verlies aan verdiencapaciteit is op grond van een theoretische schatting berekend op nihil.
2.
De voorzieningenrechter heeft bij de aangevallen uitspraak - onder toepassing van
artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) - het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. Het bestreden besluit berust naar het oordeel van de voorzieningenrechter op een deugdelijke medische grondslag. Zij heeft daartoe overwogen dat de verzekeringsartsen bij het vaststellen van de belastbaarheid van appellant rekening hebben gehouden met de informatie van behandelaars en door hen vastgestelde diagnostiek, en dat appellant in beroep geen nadere medische stukken heeft ingebracht. Over de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het Uwv genoegzaam heeft aangetoond dat de voor appellant geselecteerde functies in medisch opzicht voor hem geschikt zijn.
3.
Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat hij vanwege zijn psychische klachten die voortvloeien uit zijn Asperger diagnose geen loonvormende arbeid kan verrichten. De verzekeringsartsen hebben, zo stelt appellant, onvoldoende rekening gehouden met de uit die aandoening voortvloeiende beperkingen. Appellant heeft erop gewezen dat hij al bijna 20 jaar zijn uiterste best doet om - overigens zonder succes - een productief leven te leiden en ervoor te zorgen dat hij een huis, werk, een opleiding, een vriendin en een sociaal leven heeft. Mede vanwege zijn psychische beperkingen heeft hij in emotioneel opzicht een zeer zware periode gehad toen zijn moeder overleed. Ook heeft hij zijn leven moeten herijken nadat de diagnose Asperger was gesteld wat opnieuw een emotioneel zware belasting voor hem was. Appellant meent dan ook dat hij niet in staat is om zijn dagelijks leven te structureren en te organiseren zonder externe begeleiding. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij gewezen op de bevindingen van zijn behandelend psychiater en zijn huisarts. Bovendien heeft appellant naar voren gebracht dat de voor hem geselecteerde functies niet geschikt zijn. Tot slot is hij van mening dat het Uwv jegens hem onzorgvuldig heeft gehandeld en hem op die grond schadevergoeding toekomt alsmede vergoeding van de wettelijk rente en proceskosten.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In het geding staat de aangevallen uitspraak ter beoordeling voor zover de voorzieningenrechter daarbij onder toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak.
4.2.
Met de voorzieningenrechter wordt geoordeeld dat op grond van de rapporten van de verzekeringsartsen geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de zorgvuldigheid en juistheid van het medisch onderzoek. Hierbij is meegewogen dat deze artsen bij hun onderzoek alle relevante gegevens en actuele informatie van de behandelend sector hebben betrokken. Derhalve bestaat er ook geen aanleiding om aan te nemen dat het medische onderzoek onvolledig is geweest. In hoger beroep heeft appellant ook geen nieuwe medische gegevens overgelegd op grond waarvan geoordeeld moet worden dat hij meer beperkingen heeft dan door de verzekeringsartsen is aangenomen.
4.3.
Evenmin bestaat aanleiding voor het oordeel dat de aan de schatting ten grondslag liggende functies, zoals deze uiteindelijk door de bezwaararbeidsdeskundige zijn geselecteerd op basis van de door de bezwaarverzekeringsarts aangescherpte functionele mogelijkhedenlijst, niet voor appellant haalbaar zouden zijn. Hierbij wordt erop gewezen dat de bezwaararbeidsdeskundige bij de functieselectie tot uitgangspunt heeft genomen dat voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden: voorspelbaar werk met afgebakende deeltaken, mogelijkheid tot terugvallen op collega’s of direct leidinggevenden, niet stresserend, geen blootstelling aan conflicten, bij voorkeur geen klant- of patiëntcontact, geen leidinggeven, beperkt in staat tot het uiten van eigen gevoelens en hanteren van emotionele problemen van anderen alsmede een beperkt inzicht in het eigen kunnen. In het rapport van
21 mei 2013 heeft de bezwaararbeidsdeskundige bovendien in een functiespecifieke toelichting genoegzaam gemotiveerd dat de geselecteerde functies gezien voormelde voorwaarden en de vereiste opleiding en ervaring voor appellant passend zijn.
5.
Uit hetgeen in 4.2 en 4.3 is overwogen, volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking. Daarom worden de verzoeken om vergoeding van de wettelijke rente en gestelde geleden schade afgewezen.
6.
Voor een proceskostenveroordeling en voor vergoeding of terugbetaling van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2014.
(getekend) D.J. van der Vos
(getekend) D. Heeremans

RK