ECLI:NL:CRVB:2014:2997
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- M. Hillen
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege een schending van de inlichtingenverplichting door de appellanten. Appellanten ontvingen sinds 4 december 2009 bijstand naar de norm voor gehuwden. Naar aanleiding van een fraudemelding van de regiopolitie Haaglanden op 14 december 2011, waarin werd gemeld dat appellant werkzaamheden verrichtte in een supermarkt, heeft het college een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant werkzaamheden had verricht zonder dit te melden, wat resulteerde in de intrekking van de bijstand met terugwerkende kracht en een terugvordering van de ontvangen bijstand over een bepaalde periode.
De rechtbank Den Haag verklaarde de beroepen van appellanten tegen de besluiten van het college ongegrond. In hoger beroep hebben appellanten hun bezwaren tegen deze uitspraak herhaald. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad concludeert dat de intrekking van de bijstand terecht is gebeurd, omdat appellanten niet hebben voldaan aan hun inlichtingenverplichting. De Raad oordeelt dat de verklaringen van appellanten, in combinatie met de observaties van de politie, voldoende bewijs leveren voor de conclusie dat appellant op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht.
De Raad wijst de beroepsgronden van appellanten af, waaronder de stelling dat de intrekking enkel op hun verklaringen berustte en dat het college nader onderzoek had moeten doen. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 9 september 2014.