ECLI:NL:CRVB:2014:3015
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van toelating tot de vrijwillige verzekering voor de AOW en ANW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die in Marokko woont, had verzocht om opnieuw toegelaten te worden tot de vrijwillige verzekering voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (ANW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag afgewezen, omdat de appellant in het jaar voorafgaand aan zijn aanvraag niet verplicht verzekerd was, wat een vereiste is voor toelating tot de vrijwillige verzekering. De appellant was tot 1 januari 2000 verplicht verzekerd, maar zijn vrijwillige verzekering was vervallen per 25 november 2003, omdat hij de premie niet tijdig had betaald. Ondanks dat hij in 2000 tot 2003 wel verzekerd was, heeft hij geen rechtsmiddelen aangewend tegen de beslissing van de Svb. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze beslissing bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de regels rechtvaardigden. De appellant had tijdig de verschuldigde premie moeten betalen of rechtsmiddelen moeten aanwenden tegen de verval van zijn verzekering. De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, met M.P. Ketting als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.