ECLI:NL:CRVB:2014:3023
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag IVA-uitkering en voortzetting WGA-vervolguitkering na medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 september 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die sinds 18 mei 2006 arbeidsongeschikt is door rugklachten, had een WGA-uitkering ontvangen die per 8 november 2010 was ingetrokken omdat zijn arbeidsongeschiktheid onder de 35% was gedaald. Appellant verzocht om een IVA-uitkering, maar het Uwv besloot de WGA-vervolguitkering voort te zetten. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit werd ongegrond verklaard door de rechtbank.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere gronden, maar de Centrale Raad oordeelde dat de rechtbank de gronden op juiste wijze had beoordeeld. De Raad concludeerde dat er voldoende informatie was over de gezondheidstoestand van appellant op de relevante datum om tot een verantwoord oordeel te komen. De verzekeringsartsen van het Uwv hadden zorgvuldig medisch onderzoek verricht en de door appellant aangeleverde medische informatie betrokken bij hun beoordeling. De Raad onderschreef de conclusie dat appellant niet volledig arbeidsongeschikt was en dat er passende functies voor hem beschikbaar waren.
De Centrale Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door T.L. de Vries, met M.P. Ketting als griffier.