ECLI:NL:CRVB:2014:3345

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 oktober 2014
Publicatiedatum
15 oktober 2014
Zaaknummer
13-3149 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstand na toekenning AOW-pensioen en AIO-aanvulling

In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant, die vanaf 1 april 1995 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Op 7 augustus 2012 bereikte appellant de leeftijd van 65 jaar, waarna de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) hem een ouderdomspensioen en een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO) toekende. Het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland heeft vervolgens bij besluit van 4 september 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 8 januari 2013, de bijstand van appellant met ingang van 7 augustus 2012 ingetrokken.

De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond, met de overweging dat appellant recht heeft op een ouderdomspensioen aangevuld met AIO, wat samen ten minste de bijstandsnorm voor appellant en zijn partner bedraagt. Het college heeft volgens de rechtbank terecht de bijstand beëindigd.

Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, maar de Centrale Raad van Beroep onderschrijft het oordeel van de rechtbank. De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen, aangezien de gronden die appellant in hoger beroep aanvoert, betrekking hebben op geschillen met andere instanties die niet relevant zijn voor deze zaak. De Raad concludeert dat de intrekking van de bijstand door de overgang van de bevoegdheid van het college naar de Svb correct is en bevestigt de aangevallen uitspraak.

De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2014.

Uitspraak

13/3149 WWB
Datum uitspraak: 14 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 21 mei 2013, 13/410 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is aan de orde gesteld ter zitting van 22 juli 2014. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontving vanaf 1 april 1995 bijstand, laatstelijk op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2.
Op 7 augustus 2012 heeft appellant de leeftijd van 65 jaar bereikt. De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft hem met ingang van die datum een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet en bijstand in de vorm van aanvullende inkomensvoorziening ouderen op grond van de WWB (AIO) toegekend. Naar aanleiding hiervan heeft het college bij besluit van 4 september 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 8 januari 2013 (bestreden besluit), de bijstand van appellant beëindigd (lees: ingetrokken) met ingang van 7 augustus 2012.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat appellant recht heeft op een ouderdomspensioen aangevuld met een AIO. Tezamen met de AIO bedraagt het ouderdomspensioen van appellant tenminste de voor appellant en zijn partner geldende bijstandsnorm waarmee zij geacht worden in hun onderhoud te kunnen voorzien. Het college heeft terecht en op goede gronden de bijstand van appellant heeft beëindigd (lees: ingetrokken).
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het college de bijstand van appellant terecht heeft ingetrokken. In wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd en wat overigens in de gedingstukken naar voren komt, ziet de Raad geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. De door appellant aangevoerde gronden zien in feite op geschillen tussen appellant en (andere) instanties in het verleden, welke hier niet aan de orde zijn. In dit geval gaat het om de intrekking van de bijstand door de overgang van de bevoegdheid tot het verlenen van bijstand van het college naar de Svb in verband met het bereiken van de
65-jarige leeftijd door appellant. Voor zover appellant meent dat de hoogte van de AIO onjuist is vastgesteld, dient hij zich hiervoor te wenden tot de Svb.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2014.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) M.R. Schuurman

HD