ECLI:NL:CRVB:2014:3345
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na toekenning AOW-pensioen en AIO-aanvulling
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant, die vanaf 1 april 1995 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Op 7 augustus 2012 bereikte appellant de leeftijd van 65 jaar, waarna de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) hem een ouderdomspensioen en een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO) toekende. Het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland heeft vervolgens bij besluit van 4 september 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 8 januari 2013, de bijstand van appellant met ingang van 7 augustus 2012 ingetrokken.
De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond, met de overweging dat appellant recht heeft op een ouderdomspensioen aangevuld met AIO, wat samen ten minste de bijstandsnorm voor appellant en zijn partner bedraagt. Het college heeft volgens de rechtbank terecht de bijstand beëindigd.
Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, maar de Centrale Raad van Beroep onderschrijft het oordeel van de rechtbank. De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen, aangezien de gronden die appellant in hoger beroep aanvoert, betrekking hebben op geschillen met andere instanties die niet relevant zijn voor deze zaak. De Raad concludeert dat de intrekking van de bijstand door de overgang van de bevoegdheid van het college naar de Svb correct is en bevestigt de aangevallen uitspraak.
De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2014.