ECLI:NL:CRVB:2014:3431
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.H. Bel
- G. van Zeben-de Vries
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verantwoording van een persoonsgebonden budget en terugvordering door het Zorgkantoor
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Nederland. De appellant had een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd voor zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het Zorgkantoor Menzis had het pgb vastgesteld op nihil en een bedrag van € 17.985,38 teruggevorderd, omdat de appellant de verleende zorg niet op de vereiste wijze had verantwoord. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard en het verzoek tot schadevergoeding afgewezen, omdat de appellant niet had aangetoond dat het pgb correct was besteed.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in de bestuurlijke fase niet voldoende inzicht heeft gegeven in de besteding van het pgb. Ondanks herhaalde verzoeken van het Zorgkantoor heeft de appellant geen declaraties overgelegd die aantonen op welke dagen en tijden zorg is verleend. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet aan zijn verantwoordingsverplichting had voldaan, ook al waren er twee zorgverleners betrokken. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank gevolgd en geconcludeerd dat de appellant de zorg van het Leger des Heils niet op de juiste wijze heeft verantwoord. De Raad heeft ook het argument van de appellant verworpen dat het te laat indienen van nota's verschoonbaar was, omdat hij in afwachting was van de facturen van het Leger des Heils.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 oktober 2014.