ECLI:NL:CRVB:2014:3610
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht en ontbreken beroepsgronden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag. Het hoger beroep was geregistreerd onder nummer 14/2889 WWAJ. De appellant, vertegenwoordigd door mr. L. Kuijper, had hoger beroep ingesteld, maar had verzuimd het verschuldigde griffierecht van € 122,- tijdig te betalen. De gemachtigde van appellant was herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar heeft deze verplichting niet nagekomen. Daarnaast bevatte het ingediende beroepschrift geen gronden, wat ook in strijd is met de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De appellant kreeg de kans om dit verzuim te herstellen, maar heeft ook deze gelegenheid ongebruikt gelaten. Hierdoor kon de Centrale Raad van Beroep niet anders concluderen dan dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De Raad heeft besloten om zonder verder onderzoek het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.