ECLI:NL:CRVB:2014:3616
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag werkaanvaardingspremie op basis van niet voldoen aan voorwaarden
In deze zaak heeft appellante op 21 februari 2012 een aanvraag ingediend voor een werkaanvaardingspremie bij het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Deze aanvraag werd op 28 februari 2012 afgewezen, en het college handhaafde deze afwijzing na bezwaar op 9 augustus 2012. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond in haar uitspraak van 16 mei 2013. De rechtbank oordeelde dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor de premie zoals vastgelegd in de Nadere regels Re-integratieverordening Rotterdam 2009. Appellante stelde dat er bijzondere omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van appellante niet als bijzonder konden worden aangemerkt.
In hoger beroep heeft appellante haar standpunt herhaald en benadrukt dat zij in twee periodes van elk drie maanden aaneengesloten heeft gewerkt en meer dan de bijstandsnorm heeft verdiend. Desondanks oordeelde de Centrale Raad van Beroep dat de door appellante aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om de hardheidsclausule toe te passen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het college zich voldoende rekenschap had gegeven van de belangen van appellante, ook al was het resultaat niet in haar voordeel.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 4 november 2014.