ECLI:NL:CRVB:2014:3632
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen intrekking WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het bezwaar van betrokkene tegen de intrekking van zijn WIA-uitkering door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het bezwaar was eerder door de appellant niet-ontvankelijk verklaard, maar de rechtbank heeft dit besluit vernietigd en de appellant opgedragen een nieuw besluit te nemen.
De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bezwaar van betrokkene ontvankelijk was. De appellant stelde dat de bezwaartermijn op 31 oktober 2011 nog niet was aangevangen, maar pas na 6 juni 2012. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank een onjuiste aanvang van de bezwaartermijn heeft gehanteerd. De Raad heeft vastgesteld dat het besluit van 28 juli 2011 niet op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt was, waardoor de bezwaartermijn pas aanvangt op de dag dat betrokkene daadwerkelijk kennis heeft genomen van het besluit.
De Raad concludeert dat het bezwaar van betrokkene tijdig is ingediend, aangezien het bezwaar al op 26 oktober 2011 door de appellant was ontvangen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, maar verbetert de gronden waarop deze is gebaseerd. De uitspraak benadrukt het belang van correcte bekendmaking van besluiten en de gevolgen daarvan voor de ontvankelijkheid van bezwaren.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geen proceskosten toegekend, en de beslissing is openbaar uitgesproken op 20 oktober 2014.