ECLI:NL:CRVB:2014:3636
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Overschrijding van de redelijke termijn in bestuurlijke en rechterlijke fase met schadevergoedingsuitspraak
In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg, waarbij hij een verzoek om schadevergoeding indiende wegens de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Centrale Raad van Beroep heeft in een eerdere uitspraak op 4 september 2013 vastgesteld dat de procedure van ontvangst van het bezwaarschrift op 8 april 2009 tot de uitspraak van de rechtbank op 21 januari 2013 meer dan vijf jaar heeft geduurd. De Raad heeft daarbij overwogen dat de eerste procedure bij de rechtbank niet te lang heeft geduurd, maar dat de overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase voor rekening van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) komt.
Verzoeker heeft gesteld dat de redelijke termijn met een jaar en negen maanden is overschreden en heeft een schadevergoeding van € 2.000,- geëist. Het Uwv heeft erkend dat de termijn in de bezwaarfase is overschreden met bijna anderhalf jaar en heeft aangeboden € 1.500,- schadevergoeding te betalen. De Staat der Nederlanden heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de Raad.
De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv inderdaad verantwoordelijk is voor de overschrijding van de redelijke termijn en heeft hen veroordeeld tot betaling van € 1.500,- aan verzoeker. Daarnaast heeft de Raad vastgesteld dat de overschrijding van de redelijke termijn in de tweede procedure bij de rechtbank voor rekening van de Staat komt, die veroordeeld is tot betaling van € 500,- aan verzoeker. Tevens zijn de proceskosten van verzoeker, begroot op € 243,50, voor de helft aan zowel de Staat als het Uwv opgelegd. De uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel, met P. Boer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 november 2014.