ECLI:NL:CRVB:2014:3638
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep tegen de afwijzing van zijn Wajong-aanvraag ongegrond verklaarde. Appellant, geboren in 1992, heeft in 2012 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij hij aangaf te lijden aan ADHD. De verzekeringsarts concludeerde dat appellant functioneel geschikt was voor eenvoudige, gestructureerde werkzaamheden, en dat hij in staat was meer dan 75% van het wettelijk minimumloon te verdienen. Het Uwv heeft de aanvraag afgewezen, wat appellant niet kon aanvechten met overtuigende medische gegevens.
De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv deugdelijk was en dat er geen reden was om aan de juistheid van de rapporten te twijfelen. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat hij meer beperkingen heeft dan door het Uwv is aangenomen, maar de Raad onderschrijft de eerdere oordelen van de rechtbank. De rechtbank heeft voldoende gemotiveerd dat de door het Uwv geselecteerde functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van appellant, en dat de arbeidsdeskundige zijn bevindingen adequaat heeft onderbouwd.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. Er zijn geen gronden van arbeidskundige aard aangevoerd die de eerdere oordelen kunnen weerleggen. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenverdeling.