ECLI:NL:CRVB:2014:3638

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 november 2014
Publicatiedatum
7 november 2014
Zaaknummer
13-6083 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Ch. van Voorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Wajong-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep tegen de afwijzing van zijn Wajong-aanvraag ongegrond verklaarde. Appellant, geboren in 1992, heeft in 2012 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij hij aangaf te lijden aan ADHD. De verzekeringsarts concludeerde dat appellant functioneel geschikt was voor eenvoudige, gestructureerde werkzaamheden, en dat hij in staat was meer dan 75% van het wettelijk minimumloon te verdienen. Het Uwv heeft de aanvraag afgewezen, wat appellant niet kon aanvechten met overtuigende medische gegevens.

De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv deugdelijk was en dat er geen reden was om aan de juistheid van de rapporten te twijfelen. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat hij meer beperkingen heeft dan door het Uwv is aangenomen, maar de Raad onderschrijft de eerdere oordelen van de rechtbank. De rechtbank heeft voldoende gemotiveerd dat de door het Uwv geselecteerde functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van appellant, en dat de arbeidsdeskundige zijn bevindingen adequaat heeft onderbouwd.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. Er zijn geen gronden van arbeidskundige aard aangevoerd die de eerdere oordelen kunnen weerleggen. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenverdeling.

Uitspraak

13/6083 WAJONG
Datum uitspraak: 7 november 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
26 september 2013, 13/1827 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. Huisman, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren op [datum] 1992, heeft een door het Uwv op 13 maart 2012 ontvangen aanvraag op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
(Wet Wajong) ingediend, waarbij hij heeft vermeld dat hij sedert 1997 lijdt aan gedragsstoornis (ADHD).
1.2.
Na onderzoek heeft de verzekeringsarts vastgesteld dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag is gelegen voor het 17e jaar en beperkingen neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat appellant functioneel geschikt is voor eenvoudige, gestructureerde, fysiek lichte, productiematige werkzaamheden, in een rustige niet stressvolle werkomgeving. Bij de werkzaamheden moet er meestal een leidinggevende in de buurt zijn, die een oogje in het zeil kan houden en zo nodig kan ingrijpen. Appellant kan zo nodig ter ondersteuning een voorziening aanvragen in de vorm van persoonlijke begeleiding van een jobcoach. Hiermee rekening houdend heeft de arbeidsdeskundige drie functies geselecteerd, die voor appellant geschikt zijn te achten. Gelet op de mediane loonwaarde van deze functies heeft de arbeidsdeskundige vastgesteld dat er geen verlies aan verdienvermogen is.
1.3.
Bij besluit van 24 mei 2012 heeft het Uwv de aanvraag van appellant afgewezen, omdat hij in staat wordt geacht meer dan 75% van het wettelijk minimumloon te verdienen. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.4.
De verzekeringsarts bewaar en beroep heeft na zijn onderzoek in zijn rapport van
29 januari 2013 uiteengezet dat hij het primair medische oordeel volgt. Overtuigende bewijzen voor het bestaan van een ernstige psychische stoornis liggen niet voor. Ook niet waar het de diagnosen ADHD of dyslexie betreft. Gezien de duur van de functioneringsproblemen is de verzekeringsarts terecht uitgegaan van een ziekte of gebrek. Echter kunnen niet alle functioneringsproblemen verklaard worden vanuit ziekte of gebrek.
1.5.
Met verwijzing naar voormeld rapport van 29 januari 2013 en het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 11 februari 2013 heeft het Uwv het bezwaar van appellant bij besluit van 12 februari 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.1.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepsgronden geen aanknopingspunten bevatten voor het oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet op deugdelijke wijze heeft plaatsgevonden, de opgestelde rapporten inconsistenties behelzen of niet concludent zijn, dan wel dat de medische beoordeling onjuist is of aan de juistheid van deze beoordeling twijfel bestaat. Appellant heeft in beroep geen concrete medische informatie overgelegd waaruit volgt dat hij medisch gezien meer beperkt moet worden geacht dan in de FML is weergegeven. Met het Uwv concludeert de rechtbank dat bij appellant het nodige speelt, wat voor het Uwv ook aanleiding is geweest om een fors aantal beperkingen aan te nemen. Dat appellant meer beperkingen ervaart, is onvoldoende voor het oordeel dat het Uwv de beperkingen heeft onderschat. Het bestreden besluit berust dan ook op een toereikende medische grondslag.
2.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding de arbeidskundige beoordeling onzorgvuldig of onjuist te achten. De rechtbank is niet gebleken dat de geduide functies de belastbaarheid van appellant, zoals neergelegd in de FML, overschrijden. De arbeidsdeskundige heeft voldoende gemotiveerd dat de voorgehouden functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van appellant. Ter voorlichting van appellant heeft de rechtbank nog opgemerkt dat begeleiding in de vorm van een jobcoach ook bij het Uwv kan worden aangevraagd in het geval een betrokkene geen uitkering op grond van de Wet Wajong ontvangt.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant herhaald dat hij meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen. Zijn medische beperkingen zijn zo ernstig dat hij niet in het vrije bedrijfsleven zal kunnen werken. Persoonlijke begeleiding door een jobcoach verandert hier zijns inziens niets aan.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank heeft de in beroep door appellant aangevoerde en in hoger beroep herhaalde gronden met betrekking tot de medische onderbouwing van het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak afdoende besproken en toereikend gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De ter zake door de rechtbank gehanteerde overwegingen worden onderschreven. Appellant heeft in hoger beroep evenmin als in beroep objectieve medische gegevens ingebracht die twijfel doen rijzen aan de juistheid van de in de FML vastgelegde functionele mogelijkheden.
4.2.
Appellant heeft geen gronden van arbeidskundige aard aangevoerd. Het oordeel van de rechtbank dat appellant in staat moet worden geacht om de werkzaamheden te verrichten die zijn verbonden aan de geduide functies wordt onderschreven. Niet is gebleken dat de belasting in de functies de belastbaarheid van appellant overschrijdt. De gesignaleerde overschrijdingen van de belastbaarheid van appellant zijn door de arbeidsdeskundige naar behoren gemotiveerd.
4.3.
Uit hetgeen onder 4.1 en 4.2 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenverdeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 november 2014.
(getekend) Ch. van Voorst
(getekend) S.K. Dekker

JL