ECLI:NL:CRVB:2014:3649
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) per 27 augustus 2012. Appellant heeft tegen deze intrekking bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. Appellant is in hoger beroep gegaan, waarbij hij betoogde dat de rechtbank ten onrechte geen onafhankelijke deskundige heeft benoemd en dat de beoordeling van zijn psychische klachten door het Uwv niet juist was.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 20 oktober 2014 behandeld. Tijdens de zitting is appellant bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.J.M. Strijbosch, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. W.P.F. Oosterbos. De Raad heeft de argumenten van appellant overwogen, waaronder de discrepantie tussen de rapporten van de psychiater H. Kondakçi en de behandelend psychiater R.W. Jessurun.
De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant op de datum in geding geen beperkingen ondervond voor het verrichten van arbeid. De Raad onderschrijft de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen en oordeelt dat de rapporten van psychiater Kondakçi zwaarder wegen dan die van psychiater Jessurun. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het hoger beroep van appellant af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.