ECLI:NL:CRVB:2014:3651
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische grondslagen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.A. van Heijningen, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar WIA-uitkering te weigeren. Het Uwv had vastgesteld dat de appellante per 29 maart 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot het bestreden besluit van 14 juni 2012, waarin het bezwaar van appellante ongegrond werd verklaard. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak op 9 april 2013 het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 5 september 2014 heeft appellante haar gronden herhaald en aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen onafhankelijke deskundige had benoemd voor nader medisch onderzoek. Appellante stelde dat haar beperkingen, veroorzaakt door hevige pijnen, chronische vermoeidheid en duizeligheid, niet correct waren weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst. De Raad heeft de beroepsgronden van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank deze op juiste wijze had weergegeven en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De in hoger beroep overgelegde informatie was niet relevant voor de gezondheidssituatie van appellante op de datum in geding, waardoor er geen aanleiding was om een medisch deskundige te raadplegen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 17 oktober 2014.