ECLI:NL:CRVB:2014:3652

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 oktober 2014
Publicatiedatum
10 november 2014
Zaaknummer
13-1286 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J. van der Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WGA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de intrekking van de WGA-uitkering van appellant, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe gronden ingediend die zich richtten tegen de arbeidskundige component van de schatting. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en bevestigd dat de medische beperkingen van appellant correct waren vastgesteld op basis van verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De Raad oordeelde dat er geen objectieve medische gegevens waren ingediend die de stelling van appellant ondersteunden dat hij verdergaand beperkt was dan aangenomen door het Uwv. De WSW-indicaties die appellant had overgelegd, gaven de Raad geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

13/1286 WIA
Datum uitspraak: 17 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
29 januari 2013, 12/3118 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te Zeeland (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L.I. Olivier hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben toestemming verleend voor afdoening van de zaak buiten zitting.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 28 maart 2012 heeft het Uwv de WGA-uitkering van appellant met ingang van 29 mei 2012 ingetrokken, op de grond dat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid was afgenomen naar minder dan 35%.
1.2. Bij besluit van 29 augustus 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv, beslissend op het bezwaar van appellant, zijn besluit van 28 maart 2012 gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft op grond van de beschikbare gegevens geoordeeld dat de medische beperkingen van appellant tot het verrichten van arbeid niet zijn onderschat. Daartoe heeft zij overwogen dat de beperkingen van appellant zijn vastgesteld op basis van verzekeringsgeneeskundig onderzoek, waarin de bevindingen van de huisarts zijn betrokken. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor het oordeel dat dit onderzoek onzorgvuldig is geweest. Een objectieve medische onderbouwing voor het aannemen van meer beperkingen ontbreekt. De persoonlijke beleving van appellant van zijn klachten is onvoldoende voor het aannemen van meer beperkingen. Ook uit het door appellant overgelegde besluit op grond van de Wet sociale werkvoorziening (WSW) blijkt de rechtbank niet dat bij de WIA-beoordeling relevante gegevens buiten beschouwing zijn gebleven. Gelet hierop kan volgens de rechtbank aan het WSW-besluit niet de betekenis worden toegekend die appellant daaraan gehecht wil zien. Tot slot heeft de rechtbank geoordeeld dat appellant met zijn beperkingen terecht niet in staat is geacht zijn werkzaamheden als magazijnmedewerker te verrichten. De rechtbank ziet evenwel geen reden om de geschiktheid van de door de arbeidsdeskundige voor appellant geselecteerde functies in twijfel te trekken.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn in eerste aanleg aangevoerde gronden herhaald. Appellant heeft met name benadrukt dat hij niet in staat is (hele dagen) te werken en dat zulks ook blijkt uit de WSW-indicaties die in augustus 2012 en in januari 2013 zijn afgegeven.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank over de medische grondslag van het bestreden besluit en onderschrijft de aan de aangevallen uitspraak ten grondslag liggende overwegingen. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft gesteld brengt de Raad niet tot een ander oordeel. De Raad overweegt hiertoe dat appellant in hoger beroep geen (nadere) objectieve medische gegevens heeft ingebracht die zijn stelling ondersteunen dat hij ten tijde van de datum in geding verdergaand beperkt is dan is aangenomen door het Uwv. Ook de WSW-indicaties van augustus 2012 en januari 2013 leiden de Raad niet tot een ander oordeel over de mate van belastbaarheid van appellant. Daarbij merkt de Raad nog op dat appellant de WSW-indicatie van januari 2013 niet heeft overgelegd, maar heeft volstaan met een weergave van de inhoud van de indicatie in het beroepschrift. Daarmee is op geen enkele wijze aangetoond dat die indicatie betrekking heeft op de datum in geding, zodat ook aan deze indicatie niet de waarde kan worden toegekend die appellant eraan gehecht zou willen zien.
4.2.
Nu appellant ook in hoger beroep geen gronden heeft ingediend die zich richten tegen de arbeidskundige component van de schatting, volstaat de Raad met te verwijzen naar de overwegingen in de aangevallen uitspraak waarin de rechtbank oordeelt dat de functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. De Raad maakt deze overwegingen tot de zijne.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet kan slagen. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van J.R. van Ravenstein als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2014.
(getekend) D.J. van der Vos
(getekend) J.R. van Ravenstein

QH