ECLI:NL:CRVB:2014:3748
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het recht op uitkering op grond van de Wet WIA na deskundigenonderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan appellante, die sinds juni 2009 arbeidsongeschikt is na meerdere heupoperaties. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante met ingang van 17 mei 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van haar uitkeringsaanvraag. Appellante had bezwaar gemaakt, wat resulteerde in een loongerelateerde WGA-uitkering, maar haar beroep tegen de beslissing van de rechtbank Leeuwarden werd ongegrond verklaard.
De Centrale Raad heeft in hoger beroep de deskundige W. Hokken ingeschakeld voor onafhankelijk onderzoek. In zijn rapport concludeerde hij dat appellante functionele beperkingen heeft, maar dat haar pijn- en vermoeidheidsklachten niet volledig te relateren zijn aan haar heupafwijkingen. De deskundige oordeelde dat appellante niet voldeed aan de criteria voor fibromyalgie en dat er geen medische noodzaak was voor een urenbeperking. De Raad oordeelde dat het rapport van de deskundige overtuigend was en dat er geen redenen waren om het niet te volgen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat de medische geschiktheid van de aan appellante voorgehouden functies voldoende was gemotiveerd. De functies waren rolstoeltoegankelijk en geschikt, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de afwijzing van de uitkeringsaanvraag van appellante.