ECLI:NL:CRVB:2014:3757

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 november 2014
Publicatiedatum
17 november 2014
Zaaknummer
13-2978 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. van Leeuwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen recht op uitkering op grond van de Wet WIA door onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 19 juli 2012, waarin werd vastgesteld dat hij geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van de appellant tegen dit besluit werd ongegrond verklaard in een besluit van 28 november 2012.

De rechtbank had in haar eerdere uitspraak het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank vond geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de medische beperkingen die waren vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en oordeelde dat de appellant de geduide functies kon verrichten. In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij meer beperkt was door been- en armklachten en dat de geduide functies medisch niet geschikt voor hem waren. Hij kondigde aan dit standpunt met nadere medische stukken te willen onderbouwen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de gronden in hoger beroep in essentie een herhaling waren van de eerder aangevoerde gronden. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat de beschikbare medische gegevens, waaronder rapporten van verzekeringsartsen, correct waren gewogen. De appellant had in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens ingebracht die de eerdere conclusies konden ondermijnen. De Raad bevestigde dat de geduide functies voor de appellant geschikt waren en dat het bestreden besluit terecht was genomen. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/2978 WIA
Datum uitspraak: 3 november 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
22 april 2013, 12/1275 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2014. Partijen zijn, met voorafgaande schriftelijke kennisgeving, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. Bij besluit van 19 juli 2012 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is ontstaan, omdat hij met ingang van 27 september 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 28 november 2012
(bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden die twijfel doen ontstaan inzake de vraag of de medische beperkingen, zoals opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), voor appellant juist zijn vastgesteld. Evenmin ziet de rechtbank grond voor het oordeel dat appellant de geduide functies niet zou kunnen verrichten.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij als gevolg van been- en armklachten meer beperkt is en dat de geduide functies voor hem in medisch opzicht niet geschikt zijn. Appellant heeft aangekondigd dit standpunt met nadere medische stukken te willen onderbouwen.
3.2.
Het Uwv heeft om bevestiging van de aangevallen uitspraak verzocht.
4. Het oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak.
4.1.
De hoger beroepsgronden vormen in essentie een herhaling van de gronden die appellant in eerste aanleg heeft aangevoerd. De rechtbank heeft die gronden terecht verworpen.
4.2.
Met betrekking tot de verzekeringsgeneeskundige kant van de besluitvorming heeft de rechtbank met juistheid gewezen op de beschikbare medische gegevens, waaronder de rapporten van de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze verzekeringsartsen beschikten over inlichtingen van appellants behandelend artsen en hebben de daaruit blijkende informatie meegewogen bij de vaststelling van de voor appellant geldende beperkingen. Hetgeen appellant naar voren heeft gebracht, geeft geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van het oordeel van de rechtbank. Anders dan aangekondigd, heeft appellant in hoger beroep geen medische gegevens ingebracht die tot het oordeel moeten leiden dat hij ten tijde in geding (27 september 2012) als gevolg van de bij hem bestaande klachten meer beperkt was dan door de verzekeringsartsen zijn aangenomen.
4.3.
Uitgaande van de juistheid van de door het Uwv vastgestelde beperkingen, zoals neergelegd in de FML van 3 juli 2012, kan het oordeel van de rechtbank worden onderschreven dat de geduide functies voor appellant geschikt zijn en deze functies aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd mochten worden. De Raad wijst in dit verband op het rapport van een arbeidsdeskundige van 18 juli 2012, waarin genoegzaam is gemotiveerd dat de belasting van de aan appellant voorgehouden functies zijn belastbaarheid niet overschrijdt.
4.4.
Gezien hetgeen is overwogen in 4.1 tot en met 4.3, slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. van Leeuwen, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 november 2014.
(getekend) H. van Leeuwen
(getekend) V. van Rij

CVG