ECLI:NL:CRVB:2014:3789
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die zijn werk als loodsvoorman heeft gestaakt vanwege rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de uitkering per 8 mei 2012 herzien, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 15 tot 25%. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit is ongegrond verklaard. De rechtbank Midden-Nederland heeft de uitspraak van het Uwv bevestigd, waarop appellant in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de medische en arbeidskundige grondslagen voor de herziening van de uitkering voldoende zijn onderbouwd. De Raad heeft vastgesteld dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig zijn opgesteld en dat er geen aanwijzingen zijn dat de belastbaarheid van appellant op de datum in geding is overschat. Appellant heeft in hoger beroep nieuwe medische gegevens ingediend, maar deze zijn niet relevant voor de beoordeling van de situatie op 8 mei 2012.
De Raad heeft ook de psychische klachten van appellant in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat er geen bewijs is dat deze klachten op de datum in geding al bestonden in een mate die de herziening van de uitkering zou kunnen beïnvloeden. De Raad heeft de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv bevestigd en het hoger beroep van appellant afgewezen. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 10 november 2014.