ECLI:NL:CRVB:2014:3808
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die een WIA-uitkering aanvroeg, was door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. Het Uwv had na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat de appellant niet in aanmerking kwam voor de uitkering, omdat hij niet voldoende arbeidsongeschikt was. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde de appellant aan dat de medische en arbeidskundige beoordelingen niet correct waren. Hij stelde dat de verzekeringsartsen hun bevindingen niet op wetenschappelijk onderzoek hadden gebaseerd en dat er geen informatie was opgevraagd bij de behandelende sector. Ook betwistte hij de geschiktheid van de geselecteerde functies. Het Uwv verdedigde de eerdere beslissing en vroeg om bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen reden was om anders te oordelen dan de rechtbank had gedaan. De Raad concludeerde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen op inzichtelijke wijze hadden gerapporteerd. De Raad wees erop dat er geen aanleiding was om informatie bij de behandelende sector op te vragen, aangezien de appellant ten tijde van de beoordeling niet onder behandeling was. De argumenten van de appellant werden verworpen, en de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep niet slaagde. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.