ECLI:NL:CRVB:2014:3809
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering wegens gebrek aan toegenomen arbeidsongeschiktheid binnen vijf jaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die sinds 1999 een WAO-uitkering ontving, had in 2006 te horen gekregen dat haar uitkering was ingetrokken omdat haar arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op minder dan 15%. Na een periode van ziekengeld ontving zij in 2012 een weigering voor een nieuwe WAO-uitkering, omdat er geen toegenomen arbeidsongeschiktheid was vastgesteld binnen vijf jaar na de intrekking van haar eerdere uitkering.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze weigering ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 8 september 2014 werd appellante bijgestaan door haar advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv terecht hadden geconcludeerd dat er geen toename van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld die voortkwam uit dezelfde oorzaak als de eerdere arbeidsongeschiktheid. Appellante had geen nieuwe medische gegevens overgelegd die haar standpunt konden ondersteunen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de intrekking van de WAO-uitkering correct was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De Raad oordeelde dat de rechtbank de juiste overwegingen had gemaakt en dat de grief van appellante geen doel trof. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 17 november 2014.