ECLI:NL:CRVB:2014:3902
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Het Uwv had op 5 november 2012 vastgesteld dat appellant met ingang van 26 november 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor hij geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd op 25 januari 2013 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig was en dat de beperkingen van appellant correct waren vastgesteld. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat zijn beperkingen juist waren vastgesteld, en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn psychosociale problemen en de variabiliteit van zijn arbeidsongeschiktheid. Hij stelde dat hij in de verhouding 50/50 goede en slechte dagen kent, waarbij hij op slechte dagen helemaal niet kan werken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht het beroep ongegrond heeft verklaard. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts voldoende rekening hebben gehouden met de mindere dagen van appellant en dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische beoordeling. Appellant heeft geen medische stukken overgelegd die zijn stellingen onderbouwen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd, medisch geschikt zijn voor appellant. De uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 november 2014.