ECLI:NL:CRVB:2014:3941
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid onder de 35%
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de weigering van de WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), die was gebaseerd op de vaststelling dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek dat door de verzekeringsartsen was uitgevoerd. De appellant had in hoger beroep aangevoerd dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat zijn medische klachten ernstiger waren dan door de verzekeringsartsen was vastgesteld. Hij had medische gegevens en een gehandicaptenkaart overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt.
De Centrale Raad concludeerde echter dat de door de appellant ingediende medische gegevens niet voldoende onderbouwden dat zijn belastbaarheid onjuist was ingeschat. De Raad verwees naar eerdere overwegingen van de rechtbank en stelde vast dat de geselecteerde functies voor de appellant, die voornamelijk zittend werk betroffen, passend waren. De Raad bevestigde dat de signaleringen in deze functies deugdelijk waren gemotiveerd en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
Uiteindelijk werd de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, en de appellant kreeg geen recht op de WIA-uitkering.