ECLI:NL:CRVB:2014:4013
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 december 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarop hij in hoger beroep ging.
De Raad overwoog dat het Uwv bij zijn besluit van 28 juni 2012 terecht had vastgesteld dat appellant niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. De Raad oordeelde dat de medische en arbeidskundige beoordeling door het Uwv voldoende was onderbouwd. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat de medische informatie niet goed was meegewogen en dat zijn psychische en lichamelijke klachten onvoldoende waren erkend. De Raad concludeerde echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische gegevens van appellant adequaat had beoordeeld en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de door appellant geclaimde beperkingen niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de geselecteerde functies voor appellant medisch passend waren. De Raad wees het verzoek om schadevergoeding af, evenals de verzoeken om proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de ondertekening van de voorzitter en de griffier.