ECLI:NL:CRVB:2014:405
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een uitzendkracht, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem meedeelde dat hij vanaf 23 november 2010 niet meer recht had op ziekengeld. Het Uwv verklaarde het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De appellant stelde dat zijn te late indiening van het bezwaarschrift te wijten was aan psychische klachten en onduidelijkheid over zijn sociaal verzekeringsrechtelijke positie.
De Raad oordeelde dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, en dat de appellant zijn bezwaarschrift na deze termijn had ingediend. De Raad bevestigde dat het aan de appellant was om feiten en omstandigheden te onderbouwen die verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding zouden kunnen rechtvaardigen. De Raad concludeerde dat de appellant niet voldoende onderbouwing had gegeven voor zijn stelling dat hij door psychische klachten niet in staat was om adequaat te reageren op ontvangen brieven. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de noodzaak voor appellanten om hun stellingen adequaat te onderbouwen, vooral wanneer zij zich beroepen op bijzondere omstandigheden zoals psychische klachten.