ECLI:NL:CRVB:2014:4081
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die een Wajong-uitkering aanvroeg, was van mening dat zijn psychische en lichamelijke beperkingen niet correct waren beoordeeld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had vastgesteld dat appellant in staat was om meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen, en had zijn aanvraag om een Wajong-uitkering afgewezen. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarop hij in hoger beroep ging.
Appellant voerde aan dat zijn beperkingen, waaronder morbide obesitas, niet goed waren meegenomen in de beoordeling. Hij stelde dat de geselecteerde functies niet passend waren en dat zijn opleidingsniveau ten onrechte op niveau 2 was vastgesteld. Tijdens de zitting op 10 oktober 2014 werd appellant bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een jurist. De Raad heeft de argumenten van appellant en de onderbouwing van het Uwv zorgvuldig gewogen.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) de beperkingen van appellant adequaat weergaf. De verzekeringsarts had op verantwoorde wijze de mogelijkheden en beperkingen van appellant beoordeeld. De Raad oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat de psychische klachten van appellant waren onderschat en dat de geselecteerde functies in medisch opzicht passend waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de grieven van appellant af, waarbij hij oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.