ECLI:NL:CRVB:2014:4082
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de beëindiging van de WAO-uitkering van appellante, die door het Uwv was vastgesteld op 23 april 2012. Het Uwv had geconcludeerd dat appellante op die datum minder dan 15% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij volledig arbeidsongeschikt is op medische gronden. Ze heeft verwezen naar haar opname in een gesloten inrichting en de diagnose van een psychotische depressie door haar behandelende psychiater en psycholoog. Appellante betoogde dat het Uwv niet alle relevante medische informatie had meegenomen in hun beoordeling en dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Raad heeft de gronden van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de hoger beroepsgronden voornamelijk herhalingen zijn van eerder aangevoerde gronden, die door de rechtbank terecht zijn verworpen.
De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische situatie van appellante adequaat heeft beoordeeld en dat er geen reden is om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsartsen. De Raad heeft ook opgemerkt dat appellante, ondanks haar beperkingen, in staat werd geacht tot stressarme werkzaamheden. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellante niet voldoet aan de criteria voor het aannemen van geen benutbare mogelijkheden, zoals vastgelegd in de wetgeving. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.