ECLI:NL:CRVB:2014:4083

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 november 2014
Publicatiedatum
8 december 2014
Zaaknummer
13-2925 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J. van der Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WGA-vervolguitkering en kostenvergoeding voor medische en arbeidskundige advisering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot haar WGA-vervolguitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het Uwv had vastgesteld dat de uitkering van appellante niet zou wijzigen, omdat zij ongewijzigd 35 tot 80% arbeidsongeschikt was. Appellante was het hier niet mee eens en had bezwaar aangetekend, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het Uwv veroordeeld in de proceskosten.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank de handelwijze van het Uwv met betrekking tot de opstelling van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) ten onrechte zorgvuldig heeft geacht. Appellante stelde dat de geselecteerde functies niet geschikt waren vanwege haar beperkingen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het onderzoek van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellante correct waren weergegeven in de FML. De Raad heeft de argumenten van appellante verworpen en bevestigd dat de geselecteerde functies medisch passend waren.

Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte had nagelaten het Uwv te veroordelen in de kosten van de door appellante ingeschakelde verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. De Raad heeft deze kosten, die door appellante in redelijkheid zijn gemaakt, alsnog toegewezen. De Raad heeft het Uwv ook veroordeeld in de proceskosten van appellante in zowel de beroepsprocedure als het hoger beroep. De uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van griffier B. Fotchind, en is openbaar uitgesproken op 21 november 2014.

Uitspraak

13/2925 WIA
Datum uitspraak: 21 november 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
26 april 2013, 12/3180 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2014. Appellante is verschenen met bijstand van mr. C.T.W. van Dijk. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. G.A. Vermeijden.

OVERWEGINGEN

1. Bij besluit van 31 mei 2012 heeft het Uwv vastgesteld dat de WGA-vervolguitkering van appellante op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) niet wijzigt, omdat zij ongewijzigd 35 tot 80% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is bij besluit van 19 september 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, het Uwv opgedragen het betaalde griffierecht te vergoeden en het Uwv in de proceskosten veroordeeld.
3. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank de handelwijze van het Uwv met betrekking tot het opstellen van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) ten onrechte zorgvuldig heeft geacht. Er dient alsnog een beperking voor doelmatig handelen te worden aangenomen. Ter ondersteuning van dit standpunt verwijst appellante naar het door haar in beroep overgelegde rapport van 23 december 2012 van verzekeringsarts L. ten Hove. De geselecteerde functies zijn niet geschikt vanwege samenwerken en langdurig in één houding zitten. De functie van schadecorrespondent (SBC-code 516080) is niet geschikt vanwege het hanteren van emotionele problemen van anderen. Ook is laatstgenoemde functie, evenals de functie van administratief medewerker (beginnend) (SBC-code 315090) ongeschikt vanwege de cumulatieve belasting in dat werk. De functie van medewerker tuinbouw, planten, bloemen en vruchten (SBC-code 111010) is ongeschikt vanwege zien en staan. Voor een onderbouwing verwijst appellante naar het in hoger beroep door haar overgelegde rapport van arbeidsdeskundige A.A. Goossens van 5 september 2013. Voorts voert appellante aan dat de rechtbank zich ten onrechte niet heeft uitgelaten over het verzoek om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in redelijkheid heeft moeten maken, waaronder begrepen de kosten van de door haar ingeschakelde verzekeringsarts en arbeidsdeskundige.
4. Het oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak.
4.1.
De rechtbank heeft onder 7, 8 en 11 van de aangevallen uitspraak afdoende gemotiveerd dat het onderzoek van het Uwv waarbij de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de beroepsfase naar aanleiding van het door appellante in beroep overgelegde rapport van
23 december 2012 van verzekeringsarts Ten Hove de FML heeft aangepast, op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De in hoger beroep aangevoerde grond dat de rechtbank de handelwijze van het Uwv met betrekking tot het opstellen van de FML ten onrechte zorgvuldig acht treft derhalve geen doel.
4.2.
Voorts heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de beperkingen van appellante niet onjuist zijn weergegeven in de aangepaste FML van 10 januari 2013. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak onder 11 met juistheid en gemotiveerd overwogen dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om het in het rapport van 10 januari 2013 opgenomen oordeel van verzekeringsarts bezwaar en beroep Hovy over het rapport van 23 december 2012 van verzekeringsarts Ten Hove in twijfel te trekken. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat aan de beschrijving van de dagelijkse functioneringsmogelijkheden van appellante valt te ontlenen dat zij wel degelijk doelmatig kan handelen, zodat er geen indicatie is voor een beperking op aspect 1.5, doelmatig handelen.
4.3.
Terecht heeft de rechtbank de beroepsgrond dat de voor appellante geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn verworpen. Daarbij heeft de rechtbank met juistheid verwezen naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 16 januari 2013, waarin afdoende gemotiveerd is dat de functie van schadecorrespondent (SBC-code 516080) ondanks de voor appellante opgenomen beperking op de onderdelen 2.6 (emotionele problemen van anderen hanteren) en 2.12 (aangewezen op werk waarin meestal weinig of geen direct contact met patiënten of hulpbehoevenden vereist is) geschikt is. Daarbij acht de Raad van belang dat in de toelichting bij de beperking op eerdergenoemd onderdeel 2.12 van de FML vermeld staat: ‘functionele contacten geen bezwaar, wel als behandelaar’ en tevens dat appellante niet beperkt is op onderdeel 2.8 van de FML, omgaan met conflicten. Tevens heeft de rechtbank met juistheid verwezen naar het rapport van de arbeidskundige bezwaar en beroep van
14 februari 2013, waarin afdoende is gemotiveerd dat laatstgenoemde functie en de functie van administratief medewerker (beginnend) (SBC-code 315090) ook gelet op de gecombineerde belasting, waaronder de omstandigheid dat het om een flexplek gaat, geschikt zijn voor appellante. Voor wat betreft de passendheid van de functie van medewerker tuinbouw, planten, bloemen en vruchten (SBC-code 111010) heeft de rechtbank terecht opgemerkt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapporten van 16 januari 2013 en 14 februari 2013 genoegzaam uiteengezet heeft dat de belastbaarheid van appellante op de aspecten zien en staan in die functie niet wordt overschreden. Het door appellante in hoger beroep overgelegde rapport van arbeidsdeskundige Goossens van 5 september 2013 betreft nagenoeg een herhaling van de in beroep aangevoerde arbeidskundige gronden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 12 september 2013 mede onder verwijzing naar zijn eerdere rapporten overtuigend uiteengezet dat deze gronden geen aanleiding zijn de voor appellante geselecteerde functies als ongeschikt aan te merken.
4.4.
De in hoger beroep aangevoerde grieven dat de functies niet geschikt zijn vanwege samenwerken en vanwege het langdurig in één houding werken slagen evenmin. De arbeidsdeskundige heeft, zoals hiervoor overwogen, in zijn rapporten voldoende gemotiveerd dat de signaleringen bij de geselecteerde functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van appellante. Bovendien is appellante niet beperkt op onderdeel 2.9, samenwerken.
4.5.
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen slaagt het hoger beroep niet voor zover de medische en arbeidskundige gronden zijn bestreden.
4.6.
Met betrekking tot hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd over de vergoeding van de kosten van de door haar ingeschakelde verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, beiden verbonden aan Argonaut Advies B.V., overweegt de Raad als volgt. Appellante heeft in de beroepsprocedure bij brief van 11 februari 2013 vermeld dat zij de inschakeling van zowel de medische als de arbeidskundig adviseur heeft moeten bekostigen, hetgeen reden was de rechtbank te verzoeken het Uwv te veroordelen in alle door haar in redelijkheid gemaakte kosten. Vervolgens is het Uwv in de aangevallen uitspraak veroordeeld in de door appellante gemaakte kosten, bestaande uit de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar en in beroep. De rechtbank heeft zich niet uitgelaten over de tot een totaalbedrag van € 1.654,68 (inclusief BTW) in rekening gebrachte kosten ter zake van de advisering door Argonaut Advies B.V. Nu dit advies heeft bijgedragen aan de vernietiging van het bestreden besluit door de rechtbank had vergoeding van de kosten niet achterwege mogen blijven. De Raad zal deze naar zijn oordeel in redelijkheid gemaakte kosten alsnog tot het bedrag van € 1654,68 (inclusief BTW) toewijzen.
5. Gelet op hetgeen onder 4.6 is overwogen acht de Raad ook termen aanwezig om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep ter hoogte van € 974,-. Voor een veroordeling in de kosten van het in hoger beroep overgelegde rapport van arbeidsdeskundige Goossens van 5 september 2013 bestaat, gelet op hetgeen onder 4.3 en 4.4 is overwogen, geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover is nagelaten het Uwv te veroordelen in de kosten van de door appellante ingeschakelde verzekeringsarts en arbeidsdeskundige;
  • bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige, voor zover aangevochten;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in beroep tot een bedrag van
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van
  • bepaalt dat het Uwv aan appellante het betaalde griffierecht van € 160,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van B. Fotchind als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2014.
(getekend) D.J. van der Vos
(getekend) B. Fotchind

NW