ECLI:NL:CRVB:2014:4092
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand wegens verwijtbaar gedrag van appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 11 april 2011 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), heeft zijn bijstandsuitkering met 100% verlaagd gekregen omdat hij zonder bericht niet is verschenen op gesprekken met zijn klantmanager. De klantmanager had de oproep persoonlijk in de brievenbus van de appellant gedeponeerd en ook per e-mail verzonden. De Raad oordeelt dat de appellant nalatig is geweest in het treffen van adequate maatregelen om problemen met de postbezorging te verhelpen, en dat de gevolgen hiervan voor zijn eigen risico komen.
De rechtbank had eerder het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. De Raad bevestigt deze uitspraak en stelt vast dat het college voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de oproepen daadwerkelijk zijn verzonden en ontvangen. De appellant heeft aangevoerd dat hij de oproepen niet heeft ontvangen, maar de Raad oordeelt dat dit niet kan worden aangenomen, gezien de bewijsvoering van het college. De Raad concludeert dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de appellant om zorg te dragen voor de ontvangst van belangrijke communicatie met betrekking tot zijn bijstandsverlening. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.