ECLI:NL:CRVB:2014:4102
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor functie van parkeercontroleur
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Nederland. De appellant, die eerder als machineoperator werkte, was sinds 15 oktober 2008 wegens ziekte uitgevallen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 13 oktober 2010 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedroeg. Appellant meldde zich op 21 september 2011 ziek vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet, en ontving een Ziektewet (ZW) uitkering. Na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek op 8 mei 2012 concludeerde de verzekeringsarts dat appellant geschikt was voor de functie van parkeercontroleur, wat leidde tot de beëindiging van zijn ZW-uitkering.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had verricht. Het Uwv verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad wees op de rapporten van de verzekeringsarts en de verzekeringsartsen bezwaar en beroep, die concludeerden dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat was de functie van parkeercontroleur uit te oefenen. De Raad bevestigde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv en dat de rechtbank terecht het verzoek om een deskundige te benoemen had afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.