ECLI:NL:CRVB:2014:4102

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 december 2014
Publicatiedatum
9 december 2014
Zaaknummer
13-2471 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Ch. van Voorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor functie van parkeercontroleur

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Nederland. De appellant, die eerder als machineoperator werkte, was sinds 15 oktober 2008 wegens ziekte uitgevallen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 13 oktober 2010 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedroeg. Appellant meldde zich op 21 september 2011 ziek vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet, en ontving een Ziektewet (ZW) uitkering. Na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek op 8 mei 2012 concludeerde de verzekeringsarts dat appellant geschikt was voor de functie van parkeercontroleur, wat leidde tot de beëindiging van zijn ZW-uitkering.

De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had verricht. Het Uwv verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad wees op de rapporten van de verzekeringsarts en de verzekeringsartsen bezwaar en beroep, die concludeerden dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat was de functie van parkeercontroleur uit te oefenen. De Raad bevestigde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv en dat de rechtbank terecht het verzoek om een deskundige te benoemen had afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

13/2471 ZW
Datum uitspraak: 5 december 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 28 maart 2013, 12/4384 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2014. Appellant en zijn gemachtigde mr. M.O. Wattilete, advocaat, zijn met bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Belder.

OVERWEGINGEN

1. Appellant is machineoperator geweest voor gemiddeld 37,41 uur per week. Op 15 oktober 2008 is hij wegens ziekte uitgevallen voor deze werkzaamheden. Het Uwv heeft vastgesteld dat voor appellant met ingang van 13 oktober 2010 geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is ontstaan, omdat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid per die datum minder dan 35% bedroeg. Appellant heeft zich per 21 september 2011 vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet ziek gemeld onder meer wegens een huidaandoening en psychische klachten. Naar aanleiding van deze ziekmelding heeft appellant een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) ontvangen. Op
8 mei 2012 heeft appellant het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts is tot de conclusie gekomen dat appellant met ingang van 9 mei 2012 geschikt is voor de in het kader van de Wet WIA geduide functie van parkeercontroleur. Bij besluit van 8 mei 2012 heeft het Uwv dienovereenkomstig vastgesteld dat appellant met ingang van 9 mei 2012 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 18 juli 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft verricht en heeft voldaan aan zijn onderzoeksverplichting.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. Het oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak.
4.1.1.
Terecht heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek van het Uwv zorgvuldig is geweest en dat geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde medische beperkingen van appellant voor het verrichten van de functie van parkeercontroleur op de datum in geding. Met juistheid heeft de rechtbank gewezen op het rapport van 8 mei 2012 van de verzekeringsarts en de rapporten van 16 juli 2012 en 22 november 2012 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze laatste rapporten bevatten een onderbouwde verzekeringsgeneeskundige reactie op appellants standpunt dat hij vanwege zijn fysieke en psychische beperkingen op de datum in geding de functie van parkeercontroleur niet kon uitoefenen. Volgens deze rapporten heeft de verzekeringsarts desgevraagd op 3 november 2011 informatie ontvangen van behandelend psychotherapeut M.H.J. Dijkman, werkzaam bij Pro Persona te [plaatsnaam]. Op 19 maart 2012 heeft psychiater N.J. De Mooij desgevraagd een expertise-rapport uitgebracht. Daarnaast hebben de verzekeringsartsen het dossier bestudeerd en hebben zij appellant op het spreekuur gezien. Op grond van de verkregen gegevens hebben de verzekeringsartsen geconcludeerd dat appellant zowel fysieke als mentale beperkingen ondervindt voor het verrichten van arbeid, maar dat hij voldoende belastbaar is om de functie van parkeercontroleur uit te oefenen.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de vastgestelde belastbaarheid van appellant in de functie van parkeercontroleur niet wordt overschreden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 16 juli 2012 uiteengezet dat deze functie tamelijk solistisch is, dat het klantcontact zich beperkt tot een aantal klanten per dag die geld willen wisselen en dat van de werknemer niet wordt verwacht dat hij zelfstandig conflicten hanteert. De werknemer heeft in deze functie expliciet de opdracht om bij conflicten of agressie conflicthantering aan derden over te laten. In het rapport van 22 november 2012 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in reactie op het rapport van 3 november 2011 van psychotherapeut Dijkman verder deugdelijk gemotiveerd dat de gestelde diagnose niet bepalend is voor het al dan niet kunnen functioneren in de maatgevende arbeid en dat appellant voormelde functie kan uitoefenen, ondanks beperkingen voor autorijden en reiken. Ook de huidziekte vormde op de datum in geding geen beletsel. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de door psychiater De Mooij en de verzekeringsartsen getrokken conclusies.
4.1.2.
De bij brief van 31 oktober 2014 door appellant overgelegde (medische) informatie leidt niet tot een ander oordeel. De gemachtigde van het Uwv heeft na overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep ter zitting inzichtelijk en deugdelijk gemotiveerd dat het ingenomen standpunt wordt gehandhaafd, omdat de overgelegde informatie niet relevant is voor de datum in geding.
4.1.3.
In aanmerking genomen dat op verzoek van het Uwv voormeld psychiatrisch rapport is uitgebracht, kan voorts niet staande worden gehouden dat het Uwv niet heeft voldaan aan zijn onderzoeksverplichting. Nu appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat aanleiding bestaat voor twijfel aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit, heeft de rechtbank ook het verzoek om een deskundige te benoemen terecht afgewezen.
5. Gezien hetgeen is overwogen in 4.1.1 tot en met 4.1.3 heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat het Uwv appellant terecht met ingang van 9 mei 2012, de datum in geding, in staat heeft geacht tot het verrichten van de hiervoor vermelde functie van parkeercontroleur. Mitsdien slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van I. Mehagnoul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2014.
(getekend) Ch. van Voorst
(getekend) I. Mehagnoul

CVG