ECLI:NL:CRVB:2014:4105
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand wegens onvoldoende nakomen van arbeidsverplichtingen
In deze zaak gaat het om de verlaging van de bijstandsuitkering van appellant met 30% gedurende een maand, omdat hij onvoldoende heeft meegewerkt aan zijn arbeidsverplichtingen. Appellant ontvangt sinds 11 april 2011 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en heeft daarbij specifieke arbeidsverplichtingen opgelegd gekregen. Op 22 november 2012 werd appellant per e-mail uitgenodigd om op 6 december 2012 een video cv te laten maken en om dit op 27 november 2012 met zijn klantmanager voor te bereiden. Appellant is echter zonder bericht niet verschenen op deze afspraak. Ondanks herhaalde verzoeken om contact, heeft appellant niet gereageerd en de verbinding verbroken. Uiteindelijk heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 25 januari 2013 besloten om de bijstand van appellant met ingang van 1 maart 2013 met 30% te verlagen, omdat hij niet heeft meegewerkt aan een re-integratievoorziening.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hem geen verwijt treft van het niet verschijnen op de afspraken, omdat hij in die periode te maken had met het overlijden van twee naaste familieleden. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat appellant, ondanks zijn persoonlijke omstandigheden, niet voldoende duidelijkheid heeft gegeven over zijn afwezigheid en dat het college terecht de bijstand heeft verlaagd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt.